Mijn huis geeft altijd licht. Al van ver
wenkt het mij met wijdopen ramen.
In elke hoek wonen verhalen
waarin ik mijn eigen plekje heb.
Welke trede van de trap zal kraken?
Nergens kennen mijn voeten beter de geluiden.
Hier kan ik nooit verdwalen.
Ik volg gewoon de geur die alleen ik ken.
Mijn huis weegt altijd licht.
Het woont in mij zoals woorden
in een lied, jij kent het niet.
Ook al ben ik ver van huis,
ik zing mijn huis met elke stap.
Uit: Wat van de liefde niet gezegd kan worden. Daniel Billiet. Ill. Heide Boonen. Afijn/Clavis, 2006.