Tag Archief van: verlies

Dorst naar mij
Ik zag de zee
met dorst naar mij.
Golven trokken aan
me, mijn zwembroek

haast uit. De stroom
zoog het zand onder
me vandaan. Ik lachte.

Schelpen sloten
zich uit schaamte.
Moeders sloegen hun
handen voor de ogen

van hun kinderen.
Toeristen ontvluchtten
het strand. De zon liet

zich haastig zakken in
zee. De maan kwam
bleek weggetrokken op.

We gingen hand in hand
zachtjes samen liggen
in de duinen en vielen
in slaap zonder iets

te doen, zeiden we later
tegen onze moeders
en die verzwegen het
voor onze vaders.
Ted van Lieshout. Uit: Ommouw me. Leopold, 2024
Een onmiskenbare Ted van Lieshout, dit boek. Alles wat eerder voorbij is gekomen in zijn oeuvre zit erin, maar toch weer onnavolgbaar anders, origineel, nieuw. Tekst en beeld zijn onlosmakelijk met elkaar verknoopt tot een oorspronkelijk, zinnenstrelend geheel.
In prachtige portretfoto’s van kledingstukken die van Lieshout tientallen jaren heeft bewaard, staan korte gedichten gedrukt, ‘Reik me aan/Trek me aan/Rek me uit/Hoe vind je me staan?’ , die duidelijk maken dat de kledingstukken iets vertellen over de persoon die ze droeg. Het boek zit de auteur dicht op zijn huid, er zijn teksten over zijn vader en broer, beiden overleden, de band met zijn moeder, gender en  seksualiteit, het verlangen naar authenticiteit, geluk, gezien worden. In 7 verschillende delen lezen we in een logische volgorde over verlaten worden, missen, doodgaan, twee broertjes op avontuur, seks en eigenlijk steeds opnieuw over een groot verlangen naar liefde.
Van Lieshout weet je als lezer op een fenomenale manier tegelijkertijd diep te ontroeren en raken en in de lach te laten schieten met zijn pijnlijke maar ook humoristische teksten en beelden. Goed dat de uitgeverij Ted van Lieshout, die binnenkort zijn 40-jarig jubileum als schrijver, dichter en illustrator viert, laat maken wat hij wil. Het levert weer een prachtig boek op.
Leeftijd 9+

Er bestaat een postbode die haar werk in stilte doet. Elke dag haalt ze de bus van ‘Postkantoor 00/00/00’ leeg. Er zitten brieven in van verliefden en partners, van moeders en vaders, van broers en zussen. Mensen die op verhaal willen komen, die zoeken naar een vorm voor hun verlies. Ze schrijven een boodschap naar een overleden geliefde, als een afscheid over de dood heen.

Elke briefschrijver ontvangt een interpretatie van de brief in een beeld. Enkel de postbode en een van de twaalf kunstenaars lezen de brief en koesteren de woorden….Het zijn allemaal zoektochten om troost te bieden in droeve dagen.
[…]
Ik zou je willen schrijven hoeveel sporen je achterlaat. Onuitwisbare tekens van leven die mij bij jou brengen, steeds opnieuw, maar die mij ook verwarren. Je bent me er eentje. Eentje die indruk nalaat. Soms, als ik heel verdrietig ben, vraag ik me wel eens af of het echt niet met wat minder kon. Minder liefde, minder samen, minder bewondering ook voor wie je bent. Geweest.
Daar ga ik weer: een spoor van leven, een spoor van hoop brengt ons weer bijeen. Laat me af en toe de weg verliezen. Vergeten.
Laat me jou ontrouw zijn.
Dirk Terryn.
Uit: Meer troost. Van Tine Marie  Van Damme. Postbode Postkantoor 00/00/00 . De Eenhoorn, 2023
Wat een – soms letterlijk – adembenemend fijn boek is dit. Kunstenaars verbeelden op een diep ontroerende manier verlies, gemis, dood, verlangen in kleurrijke, inventieve beelden, met hier en daar een tekst. Dit is een zacht boek, voor iedereen die weet heeft van verlies, voor iedereen die nood heeft aan wat troost in de donkerste dagen van een mensenleven.

Beschermpje
‘Je moet gaan liggen,’ zegt ze
‘op de bank.’ Maakt kussens
van truien, dekt me toe
met haar moeders omslagdoek
geeft me een hond voor op mijn borst.

‘Hij zal je beschermen,’ zegt ze.

Haar handen strelen een boog
van mijn hoofd tot mijn voeten.
‘Ik zet,’ legt ze uit, ‘een beschermpje
over je heen.Dat houdt nare dromen tegen
maar laat de mooie door.’

Kees Spiering. Uit: Jij begint. Tekeningen Alette Straathof. Luiting-Sijthoff, 2018.
Bijna tachtig gedichten telt de nieuwe bundel van Kees Spiering, een bundel waar we vijftien jaar op hebben moeten wachten.
En wat voor bundel. Een hartstochtelijke ode aan het leven en de liefde, voor mens en dier met als kernthema: hoe zeer het ook doet: heb lief, heb lief.
Missen, verrukking, pijn en verdriet om verlies van liefde of geliefde, melancholie, verwarring, ongemak: het komt allemaal voorbij, in een taal die zowel onopvallend als uiterst soepel, compact en heerlijk vanzelfsprekend is, ritmisch en boordevol klankfeestjes.
Met een paar pennestreken schildert Spiering een schilderij aan gebeurtenissen en gevoelens en trekt je het tafereel  binnen met messcherpe observaties (‘Oude mensen kussen…Haar wang/was dun en slap, boog van je/ lippen weg, als kuste je/een theedoek aan de lijn.’), de tergende eerste kus (‘Lippen aan elkaar met open mond…./Zo stonden we te wachten/op wat niet gebeurde’), sterke metaforen (opa’s armen van ijzerdraad en met splinters van baard in je wang), en zinnen die als een stomp in de maag binnen komen. (‘Hamsters zijn meestal dood’: ‘Dan een nieuwe hamster./Of een konijn. Die zijn/ook vaak dood, konijnen.’)
“Oh, auw!” denk je dan.
Geen schaamte of herinnering zo erg of Kees Spiering schrijft er over, de pestgedichten in de bundel zullen bij sommige lezers pijnlijke beelden oproepen, de kommer van een verloren liefde zal menigeen bekend voorkomen en veel gedichten bevatten zo’n zinnetje dat even doorknijpt, zoals ‘vaders zijn weg voor je het weet’.
De tekeningen van Alette Straathof, in enkel zwart, wit en blauw, zijn van een zelfde fijnzinnige scherpte en doelgerichtheid als de gedichten.
Deze dikke bundel is als een wintertrui op een kille herfstdag. Beklemming en grote thema’s in gewone, kleine woorden: Kees Spiering heeft zich zo langzamerhand ontwikkeld tot de Wislawa Szymborska van de Nederlandse jeugdpoëzie. Hopelijk volgen er nog veel bundels.

 

 

Ik noem je naam,
vandaag, morgen,
volgend jaar.

Ik roep je vaak, zo hard
ik wil. Ik schreeuw je
van de daken.

Ik huil, raas, fluister,
aarzel, stotter, stamel,
schater, zoen en zing je naam.

Vallende blaadjes wapperen
je naam. Vogelveertjes
ritselen je naam.

Wolken zwiepen hem mee. In leeuwenkuilen,
muizenholen, op de bodem van de  zee:
je naam.

Regendruppels drinken hem op weg
naar de oceaan. Ook de maan knipoogt
‘s avonds laat jouw naam.

En door het raam, tegen vergeten,
schijnt als een nieuwe ster in neonletters
aan de lucht hoe je altijd zult heten.

Diet Groothuis, Uit: Waar ik ben. Gedichten voor kinderen en anderen. Illustraties
Merel Eyckerman. De Eenhoorn, 2012.