Tag Archief van: techniek

De natuur in Nederland maakt het ons niet altijd makkelijk. We leven in een koel, nat land met veel water. Kijk maar eens op een kaart van Nederland: er stromen allemaal grote rivieren door ons land, die uitmonden in de zee. Die grote rivieren kunnen overstromen. Aan de kust slaan hoge golven tegen de duinen, vooral als het heel hard waait. En dan regent het ook nog vaak.
Maar datzelfde rivierwater en regenwater zorgen ook voor voldoende eten en drinken. En we zijn goed bereikbaar, omdat we aan de kust liggen en geen hoge bergen hebben. We wonen en werken hier dan ook graag, al moeten we wel creatieve en slimme oplossingen bedenken om onze huizen droog te houden en genoeg schoon drinkwater te hebben voor iedereen. Dat nadenken over oplossingen begon al honderden jaren geleden, en dat doen we nog steeds. Zo zijn wij eigenlijk experts geworden in leven, bouwen en werken in en met water.
Sommige van die oplossingen kun je buiten zien. Bijvoorbeeld een dijk, of een brug. Maar vaak ga je iets pas zien als je beter kijkt. Dan zie je dingen die verstopt zitten in andere dingen. Waar komt je schone water vandaan en waar gaat het vieze naar toe? Waarom blijft een gebouw keurig rechtop staan? Hoe wordt een tunnel gemaakt? Dat en nog veel meer ontdek je in dit boek. Zo krijg je een inkijkje in het binnenste van wat je buiten ziet, in de binnenkant van buiten.
[…]
Tanja de Boer. Uit: De binnenkant van buiten. Technische hoogstandjes in een laag land. Illustraties Janneke Kornet. Uitgeverij Nieuwezijds, 2022. Hoe zit het met zoet en zout water in ons land en wat heeft de Afsluitdijk daar mee te maken?  Waarom is ons drinkwater soms heel lekker en soms niet? Waarom zak je eigenlijk niet door een weg heen?
Dit boek geeft in simpele, heldere taal antwoord op een heleboel praktische vragen over de inrichting van Nederland. Wie wil weten hoe ons land in elkaar is gestoken door ingenieurs en andere slimmeriken, lees dit boek.
Leeftijd 9+

Wat je moet doen
als je een andere taal wilt leren
Ik spreek een beetje Noors.
Maar roep nou niet: ‘Wat knap!’
want ik leer het jou hier ook –
in een stap
of vier.
Veel plezier.

Stap één:
de woorden van de Noren
wijken over het algemeen
maar weinig af
van die uit onze taal.
Zo klinken bijvoorbeeld hun v’s allemaal
als onze w.
Dus: vil is ‘wil’.
Piepklein verschil.
En bij en (dat is ons lidwoord ‘een’)
scheelt het één letter e.
Of: med.
Dat betekent ‘met’,
en je spreekt het uit als ‘mee’.
Zie je?
zelfde idee.

Stap twee:
IK
Ja, dat is even schrikken,
want het Noorse woord voor ‘ik’ is ‘jij’.
Wat? Echt waar?
Ja, het lijkt raar,
maar het is zoals ik het zeg.
Al schrijf je het anders,
je schrijft het als jeg.
Maar je spreekt het dus uit als ‘jij’.
Zoals jeg al zei.

Stap drie.
Nu begint de idioterie.
Het Noorse woord voor ‘praten’
is snakke.
Dat klinkt een beetje als smakken,
maar vergeet dat.
Praten = snakke.
Weet dat.

Stap vier.
Even denken, op welke manier
leg ik dit nu weer uit?
We gaan het  hebben over groente & fruit:
over een slangeaugurk
om precies te wezen.
Dit Noorse woord
laat zich in twee delen lezen:
augurk = augurk
en slange is slang,
en nu snap je misschien allang
dat het hier om komkommer gaat.
Je hoeft het alleen maar voor je te zien:
een augurkje in megaformaat.

Mooi toch?
En als je al deze stappen combineert
heb jij een vreemde taal geleerd.
roep het vandaag nog
in Oslo door de straten:
Jeg vil snakke med en slangeaugurk!
Jeg vil snakke med en slangeaugurk!
En de Noren krijgen dan vanzelf in de gaten
dat jij supergraag
met een komkommer wilt praten.
Edward van de Vendel. Uit: Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt. Poëzie waar je wat aan hebt. Tekeningen Martijn van der Linden. Querido, 2019.
Wat moet je doen als er iemand dood is gegaan die je niet zo goed kent? Of als je je verveelt of juist superblij bent?  Verliefd bent op een jongen? Of op een meisje? Van eenhoorns houdt?
De antwoorden die Edward van de Vendel in deze bundel op deze en andere dringende vragen geeft zullen je verbazen. Ze toveren zonder twijfel ook een brede glimlach op je gezicht, want de gedichten in deze bundel zijn behalve, zoals vrijwel al van de Vendels poëzie, verrassend, fantasierijk en prettig ritmisch, ook erg grappig.
Ze zijn ook erg leuk voor kinderen die niet van lezen houden maar wel van lachen en vrolijke, niet te moeilijke teksten. De tekeningen van Martijn van  der Linden zijn adembenemend goed, vertellen  bij elk gedicht een eigen verhaal, steeds in een andere sfeer en met verschillende materialen gemaakt.
De gedichten zijn ook erg leuk voor technische kinderen. Ga maar na, in het gedicht Wat je moet doen als je van auto’s houdt (en je vader niet) legt een kind zijn vader uit waar een bougie en zuigers en cilinders voor zijn: ‘Pap,’ zeg jij, ‘stap drie! De bougie!/Die heb je nodig voor de echte energie’.
Leeftijd:  7+