Ik ben de mummie Toet
in windselen gewonden.
Wij mummies liggen goed,
In Leiden of in Londen.
Blijf hier maar even staan.
Vierduizend jaar geleden
keek ik al naar de maan
en heb de zon aanbeden.
Hees ik het witte zeil
dan zag ik krokodillen
en palmen langs de Nijl.
Apen met rooie billen.
Papyrus dat een bies is,
het ruiste er in bossen.
Ik zong een lied voor Isis,
zag op het land mijn ossen.
Die trokken traag maar staag
het ploeghout door de voren.
Het scheprad, als vandaag,
bevloeide ’t kiemend koren.
Mijn vrouw ging naar de bron.
Mijn kinderen hielpen wieden.
Ver aan de horizon
zag je de piramiden.
Je kunt gelukkig zijn
ook zonder een kompjoeter.
Het water was als wijn,
de vruchten smaakten zoeter.
Ik die een mummie ben,
uiterlijk onbewogen,
heb nog mijn eigen stem
en nog mijn eigen ogen.
En wat ik heb aanschouwd
in heel mijn heerlijk leven
staat in mijn hart van goud
voor eeuwig opgeschreven.
Mijn graf in de woestijn
ligt in het zand verwaaid.
Mijn aardse schatten zijn
door rovers weggegraaid.
Maar wie mijn woorden leest
en tot zich door laat dringen
vindt rijkdom in de geest
van mijn herinneringen.
F.L.Bastet. Uit: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is, samengesteld door Tine van Buul en Bianca Stigter. Querido, 2006.