Later wonen we samen in een blauw huis halverwege een altijd groene heuvel. De zon schatert en vogels
begonnen pas met zingen als jij wakker bent. Wanneer we willen komt Vrouw Holle, laat alles trillen, gaat
het sneeuwen.
We graven een tunnel naar zee en bouwen ons eigen meer. Duwen een bootje van berkenbast in het water,
als zeil nemen we een veer. Varen naar de overkant waar een groot en gevaarlijk bos begint.
We temmen een tijger, zijn te gast bij de neushoorn die na een paar dagen een vreemd verhaal verzint
waarom we niet langer kunnen blijven. Wij weer zwerven door het bos, maar niets kan ons geluk bederven.
We leven van gras en sinaasappels, iedere boom is een boek om te lezen. We spelen als katjes en slapen
samen als muizen. Wanneer we het zat zijn, vliegen we terug op de rug van een mug naar de rand van het
meer en zeilen weer naar het begin.
Het blauwe huis juicht, de zon klapt in zijn handen en Vrouw Holle komt aangerend: of we nog iets wensen.
Echt, ik zweer je, het is een feit, zo gaat dat dan, altijd.
Katelijn Pompe. Uit: Ik wil een naam van chocola. Querido, 2009.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.