De kerstman zat te brommen in zijn witte baard:
Ik ga dit jaar beslist niet naar de mensen.
Ze zijn ’t over ’t algemeen bepaald niet waard,
ze hebben altijd zulke overdreven wensen.
Ze zijn zo dom, ze zijn zo ijdel en ze snoeven zo
en dan die radio, en dan die radio.
Ik zal het voortaan dus maar liever laten
of zal ik nóg eens met ze praten…?
Nee, zei de kerstman, nee,
het gaat op aarde niet meer volgens mijn idee.
Hoor die mensen toch es jokken
onder ’t luiden van de klokken.
Ik ga nooit meer naar beneden met de slee.
Nee, zei de kerstman, nee.
Er kwamen zeven dames in een zeppelin,
een damescomité met zijden rokken.
Ze wilden ogenblikkelijk de kerstman zien.
Ze zeiden: O, we zijn zo vreselijk geschrokken!
U krijgt van ons een goud horloge en een half miljoen
en nog een kerstkalkoen, en nóg een kerstkalkoen.
U weet niet half wat u voor ons betekent,
wij hebben zo op u gerekend!
Nee, zei de kerstman, nee,
ga maar weer verder met je damescomité.
Ga maar luiden met je klokken,
en maar ruisen met je rokken,
maar ‘k kom niet meer beneden met de slee.
Nee, zei de kerstman, nee.
Er kwamen zeven heren in een vliegmachien,
dat was een comité met hoge hoeden.
Ze lieten een verzoekschrift aan de kerstman zien,
ze wilden ook nog wel z’n onkosten vergoeden.
Ze zeiden: Ach. Ze zeiden: Toe. Ze zeiden: Alstublieft.
Wij zijn toch zo gegriefd, wij zijn toch zo gegriefd.
U weet niet half wat u voor ons betekent,
wij hebben zo op u gerekend!
Nee, zei de kerstman, nee,
ga maar weer verder met je hele comité.
Ga maar luiden met je klokken
onder al die witte vlokken.
Steek je kaarsjes aan, maar ik doe niet meer mee.
Nee, zei de kerstman, nee.
De kerstman zat zo treurig op zijn sneeuwen bed…
Hij voelde zich zo koud en onbegrepen.
Toen kwam er een klein meisje op een autoped
in haar pyjamaatje met wit en roze strepen:
Als u niet komt, als u niet komt, dan doet ons hart zo zeer,
dan is ’t geen Kerstmis meer, dan is ’t geen Kerstmis meer.
We voelen ons zo vreselijk verlaten
en daarom kom ik met u praten…
Tja, zei de kerstman, tja…
Nou, ik denk er nog wel even over na.
Ik breng enkel nog wat treintjes
en wat poppen voor de kleintjes.
Nou, ik denk zo, dat ik nog wel even ga…
Ja, zei de kerstman, ja!
Annie M.G. Schmidt. Uit: Ziezo. Querido, 2004.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf door uitgeverij Querido.