Verbeeld je bij kaarslicht de stal op die avond,
gebruik om de kou daar te voelen wat neervalt
in vlokken, om honger te voelen de afwas
en voor de woestijn al wat draait rond de aardas.
Verbeeld je de stal in de nacht na die avond,
Maria en Jozef en, meer op de voorgrond –
je rimpels zijn prooi van een handdoek geworden –
het slapende kindje in doeken gewonden.
Verbeeld je drie koningen, drie karavanen,
drie stralen veeleer die de ster nader kwamen,
kamelen, hun vracht, het geklingel van bellen
(het kindeke had nog niet veel te vertellen,
verdiende geen galmende klokken op voorhand).
Verbeeld je de Heer, die op peilloze afstand
Zichzelf voor het eerst in de Heiland herkende:
een dakloze in een geboren ontheemde.
Joseph Brodsky. Uit: Kerstgedichten. Vertaling uit het Russisch door Peter Zeeman. De Bezige Bij, 2005.