Tag Archief van: jeugdpoëzie

De blues
Ik doe mijn ogen open
alles is blauw
wie heeft hier
met verf lopen smijten?
Ik spring uit bed
schiet in mijn blauwe broek
knoop mijn blauwe shirt aan
en dan knal ik – boem! – tegen
een blauwe muur!
Blauw is mooi, vind ik
maar als alles blauw is
zie je de deur niet meer
en word je zelf bont en blauw
Dan, een windvlaag
en de andere kleuren
die ergens gevangen zaten
komen vrij
‘Rennen, kleuren’ roep ik, ‘doe het snel!’
en de kleuren doen het snel
zo snel
dat alles door de war raakt
Rood gaat op het gras liggen
zwart springt in de zon
geel zwemt in het water
het wordt een kleurig zootje
en de wereld is
helemaal anders
dan iemand hem ooit
heeft gezien
Gijs van der Hammen. Uit: Wie heeft hier met verf lopen smijten? Samenstelling Ted van Lieshout. Querido, 2010
Dit is alweer het 3e Poeziespektakel, een verzamelbundel van 153 kindergedichten van 76 dichters en tekeningen van 29 illustratoren en het boek wordt elk jaar leuker, beter, mooier, sterker, lijkt het. Jeugdpoëzie was natuurlijk allang geen suffe verzameling moraalrijmpjes meer maar veel lettermensen bleven het behandelen als een –  literair –  stiefkindje. Dat kan niet meer. Dit boek maakt prettig duidelijk dat Nederlandstalige jeugdpoëzie een volwassen literair genre is (geworden) waar geen literator omheen kan. 
De gedichten in de bundel gaan over alles. Zelfs als ze over bekende dingen gaan als boos of verliefd zijn, huisdieren of verhuizen zijn ze verrassend van taal en spannend van beeld. Er zijn gedichten over Doornroosje, de hemel, in kleur dromen, een favoriete spin, gedichten die spelen met vorm en gedichten met voetballers erin.
Oude bekenden als Linda Vogelesang, Koos Meinderts, Johanna Kruit , bekende dichters als Edward van de Vendel, Eva Gerlach en Toon Tellegen en  nieuwkomers als Annet Bremen, Elfie Tromp en Elske Kampen laten je kijken op een manier die altijd net even anders is dan je gewend bent. Ted van Lieshout heeft de gedichten zo op de pagina’s gezet dat ze met elkaar in discussie gaan, elkaar een schop verkopen of juist de lucht in tillen.

Het blijft spijtig dat de illustraties alleen in blauw, zwart en wit zijn. De verschillende tekenstijlen van de illustratoren komen er toch goed uit. Eén kritiekpunt: de belabberde index. Jammer dat je niet gewoon op naam van dichters en tekenaars of op titel kunt zoeken.
Fijn boek, om vaak op te pakken, uit voor te lezen, naast je bed te leggen of mee in de auto te nemen.
Ik ben al groot,
maar mama is groter.
Dit is een boot
en dat is de boter.
De vis had al beet,
maar de visser nog beter:
Wat ik hier meet
is meer dan een meter.
M’n broertje heeft trek
en de boer heeft een trekker.
De boot was wel lek
maar het water nog lekker.
Vind je dit gek?
Het kan altijd nog gekker.
Hans Kuyper. Uit: Tikken tegen de maan. Samenstelling Joke van Leeuwen. Ons Erfdeel, 2010/Ik kan alle woorden lijmen. Leopold, 2003.

O sjo’n mond vol apparaten
isj een sjware sjtvaf voor mij,
ik ga sjlisjen bij het pvaten
en ik sjpuug er ook nog bij.

En mijn moed sjinkt in mijn sjchoenen,
want het isj sjo’n sjtom gevoel,
en wie sjal me sjo nog sjoenen
met sjulk sjtaaldraad in mijn sjmoel.

Sjtangen die te sjtevig sjitten,
daarvan sjlaap ik sjteeds sjo sjlecht,
sjie ik als ik sjlaap gebitten,
sjchoon en sjterk en sjuperrecht.

En dan sjchveeuwen sjtemmen: Sjtakker,
wat een sjcheve rommelsjooi
en dan sjchvik ik sjwetend wakker.

Maar ik word sjo mooi, sjo mooi!
Joke van Leeuwen. Uit: De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten, verzameld door Gerrit Komrij. Prometheus, 2007.
Vandaag begint de boekenweek. Mooie aanleiding om weer eens een boek te kopen. Het gedicht vandaag is van Joke van Leeuwen, die binnenkort de Gouden Ganzenveer 2010 krijgt. Academie De Gouden Ganzenveer vindt dat Joke van Leeuwen een belangrijke bijdrage levert aan het geschreven woord:  “In haar werk wordt zowel de wijsheid van het kind als het kind in de volwassene aangesproken”.

Ze bestaan al miljoenen jaren niet meer.

Hoewel?
Bij de kapper, daar zie je ze weer:
DRAKEN
Ze hangen te hangen aan rustige haken…
maar plotseling raken ze oververhit,
en dan spugen ze vuur…
op de klant die daar zit.
Ah, jij noemt dat dus een onschuldige föhn?
Ik noem dat een monster,
een sprookjesfiguur.
Tuurlijk, zeg jij,
maar dan wel met een stekker.
Logisch, zeg ik, anders blaast het niet lekker!
Waarom denk je dat draken maar zo kort bestonden?
Ze zochten een stopcontact.
Nergens gevonden.
Edward van de Vendel. Uit: Draken met stekkers. Illustraties Floor de Goede. Querido, 2010

Verloren dingen worden weer van zichzelf.
Kwijtgeraakte knikkers, zonnebrillen in zee
en weggewaaide woorden.

Behalve het liefs
dat ik jou nog nariep,
maar dat je niet meer hoorde
omdat je al bij de brug fietste.

Dat dwaalt met de wind
voor altijd door
eindeloos op zoek
naar jouw oor.
Jaap Robben in Zullen we een bos beginnen? Illustraties Benjamin Leroy. De Geus, 2008.
Een hele lieve dichtbundel met een hele fijne buitenkant. Grappige tekeningen van binnen, jammer dat ze zwart-wit zijn.
Leeftijd: 5+

In een dikke, dichte mist,
niet ver van de kust vandaan,
dobberde een circusschip,
op de donkere oceaan.

Vijftien dieren en hun baas
bevonden zich aan boord,
op weg naar weer een circusshow
in een of ander oord.

De kapitein, de heer van Spruit,
zei zorgelijk: ‘Meneer,
we werpen nú het anker uit.
Ik wacht op beter weer.’

De circusbaas, meneer Venijn,
een ongelooflijk stuk chagrijn,
riep razend in zijn oor:
‘Mooi niet, Van Spruit!
Wij stoppen niet!
De show gaat voor!
De show gaat door!
En daarmee uit!
[…het schip vergaat en de kapitein moet van meneer Venijn niet de dieren, maar hém, de circusbaas, redden. De olifant, leeuw, python, krokodil, tijger, gorilla, giraffe, zebra, beer, aapje, kameel, cheeta, nijlpaard, antilope en struisvogel zwemmen met moeite naar de wal.]
De dieren zwommen urenlang
op zoek naar ’t vaste land.
Toen eindelijk de zon opkwam,
bereikten ze het strand.

Verkleumd, doorweekt en zout en ziek,
op poten, slap als elastiek,
van kop tot staart doodop,
sjokten de dieren in een rij
naar het dorpje verderop…
Het circusschip. Chris van Dusen. Vertaling: Erik van Os en Elle van Lieshout. Gottmer, 2009.
In het dorp beleven de dieren allerlei avonturen. Gelukkig loopt het goed met ze af. Jongetje van Acht, nu Jongetje van Negen, vindt dit een leuk boek: “De tekeningen zijn leuk en het verhaal en de gedichtjes zijn grappig.”

 

Eén gedicht is nooit genoeg-
tienduizend evenmin.
Het moet opnieuw, opnieuw
opnieuw moet iemand schrijven
hoe verliefd, verdrietig, blij
hij -steeds opnieuw moet iemand
daar woorden voor zoeken en
die moeten bij elkaar zoals
ze nog nooit hebben gestaan

Iemand moet dit lezen.
Steeds op nieuw
voor het eerst.
Kees Spiering. Uit: Woordkok, Ton Honig. Illustraties Sophie van Boven. Bakermat, 2009.
Wat is een woordkok?
Nou?? Een dichter natuurlijk! Die maakt mooie, lekkere dingen van woorden. Er is een heel grappig boek verschenen over chef-kok Woordkok en zijn koksmaatje Kees die in hun restaurant de heerlijkste dingen maken. Maar als ze Rijmsma als nieuwe overbuurman krijgen, die De Hippe Hap, een snackbar in “kleine ‘hap slik weg rijmpjes’ begint, gaat hun restaurant steeds slechter lopen.
Woordkok begint te twijfelen. “Misschien was het afgelopen met de poëzie, dacht hij. Wie weet…hingen gedichten straks alleen nog in de glazen vitrines van een stoffig museum.” Maar gelukkig worden de gasten van de Hippe Hap getroffen door het blablavirus en komt het helemaal goed met Woordkok, Kees en hun versjesrestaurant. Door het verhaal heen vind je veel mooie gedichten gevlochten.
Woordkok kan alleen doorgaan met zijn werk als er steeds nieuwe dichters bijkomen. Misschien ben jij dat wel! Op www.woordkok.nl kun je je gedichten achterlaten, tips vinden en gedichten van anderen lezen.

Wachten
Zit ik weer
op de stoep

te wachten tot ik wegloop
of terug naar binnen ga.

Soms kijkt mijn zusje
om de hoek, ben ik er nog?

Altijd krijg ik zo
een hekel aan mezelf.

Ook al méén ik
dat ik hier zit

en zo meteen
echt wegloop,

echt eindelijk wegloop,
nooit meer terugkom

toch heb ik liever
een zusje dan niemand.
Diet Groothuis. Uit: Waar ik ben, ill. Merel Eyckerman. De Eenhoorn, 2012.

Ik ben Bram!  (zegt Bram)
Wat Ik-ben-Bram! (zegt hond)
Wie Ik-ben-Bram! (hond)
Ga weg, ik wil geen
Ik-ben-Bram!

Bram: En groene eieren met ham?
Hond: Groene eieren met ham? Nee, Ik-ben-Bram, daar houd ik niet van.
Bram: Je vindt ze heerlijk, dat zul je zien. Boven in een boom misschien?
Hond: Hou toch op. Wees toch stil. Ik zeg toch dat ik ze niet wil. Niet in het bos. Niet met een vos.
Niet in mijn huis. Niet met een muis.
Ik wil ze niet hier. Ik wil ze niet daar.
Ik lust ze niet. Neem jij ze maar.
Ik wil ze nergens, Ik-ben-Bram, jouw groene eieren met ham.
Dr. Seus. Uit:  Groene eieren met ham, vertaling Bette Westera. Gottmer 2004.
Dr. Seuss. Green eggs and ham, Random House 1960.
Dr. Seuss. Oh, the Thinks you can think!, Random House 1975.
De lol van Dr. Seussboeken: korte teksten, woordgrappen, vrolijke tekeningen. Nog een superleuk Dr. Seuss-boekje: Oh, the Thinks you can Think. Jammer, maar ik kan hem niet in het Nederlands vinden:
You can think about red
you can think about pink.
Oh, the Thinks
you can think up
if only you try!
If you try,
you can think up
a GUFF going by.
And you don’t have to stop.
You can think about SCHLOPP.
Schlopp. Schlopp. Beautiful schlopp.
Beautiful schlopp
with a cherry on top.
Enzovoort. Fantastische onzin.  Dr. Seussboekjes zijn al hardstikke oud maar nog steeds geweldig. Je vindt ze in de bibliotheek of via internet.
Leeftijd 2+

Papa en ik zongen
in een groen, groen knollenland
toe we jou
– heel parmant – zagen zitten
langs de kant van de weg.
Hoorden je lange oren niets?
En wat zagen je ogen?
Speelde je soms haasje-over
met de banden van onze wagen?
Na de klap
waren wij stil.
Ik keek naar papa.
Die leek ineens
op een verdrietige jager.
Linda Vogelesang. Uit: Fluit zoals je bent. Samenstelling: Edward van de Vendel. Tekeningen Carll Cneut. De Eenhoorn, 2009.