Tag Archief van: jeugdpoëzie

Kwukel
Ik ben niet bijzonder,
daar ben ik aan gewend.

Ik kan geen truc
die niemand kent.

In de stilte van mijn hoofd
bewaar ik geen geheim
dat mij de moeite maakt.

Voor mij bestaat zelfs geen recept
omdat mijn vlees naar lucht en water smaakt.

Misschien moet ik maar hopen
dat een mensenhand na duizend jaar
een paar botjes van me vindt en zegt:
‘Ik weet niet wat het is geweest,
maar dit was zo te zien
een heel bijzonder beest.’
Jaap Robben. Uit: Een stukje van de regenboog. De mooiste kindergedichten uit het afgelopen decennium. Samenstelling Jan van Coillie. Illustraties Sassefras De Bruyn. DavidsfondsInfodok/Standaarduitgeverij 2020. 
De honderd allermooiste kindergedichten kiezen uit tien jaar jeugdpoëzie klinkt als een lastige klus. Er is zo veel mooie en goede jeugdpoëzie. Poëzieliefhebbers zullen het over de 100 mooiste niet snel met elkaar eens zijn.
Maar emeritus hoogleraar kinder- en jeugdpoezie Jan van Coillie, die dit elke pakweg tien jaar opnieuw doet, legt in het voorwoord helder uit wat zijn selectiecriteria waren: hij heeft gezocht naar originele en authentieke (gevoelsmatig ware) gedichten die met vakmanschap en de ‘juiste’ spanning (tussen herkenbaarheid en en wat er niet staat in) zijn gemaakt.
Het resultaat is een fijne verzameling jeugdpoëzie van vooral veelvuldig gepubliceerde, maar gelukkig ook van wat minder vaak geciteerde dichters, zoals Kate Schlingemann met maar liefst vijf en Linda Vogelesang met vier sterke gedichten.
Er zijn gedichten over letters, woorden en boeken, gedichten over de wijde wereld, dieren en natuur, over straffe verhalen en familie.  Onder elk gedicht staat meteen in welk boek of tijdschrift Van Coillie het gedicht heeft gevonden.
De zachte, vaak paginagrote tekeningen van Sassefras De Bruyn vormen een aparte mix van nostalgische en vervreemdende beelden, vooral doordat alle personages als dieren zijn getekend die de gedichten net  even in een ander licht zetten.
Leeftijd: 6+

Waarom het nooit bananen regent
Oma zegt: ‘Het regent pijpenstelen.’
Mijn grootmoeder zei: ‘Het regent koorden.’

Mama kijkt nu ook naar buiten en zegt:
‘Niet in Engeland, daar regent het katten
en honden.’ Papa kijkt op en zegt:

‘In Roemenië regent het soms ook
fel, emmers. En in Spanje goot het eens
padden en slangen.

Ik zeg: ‘Het kan soms ook stijve mannen
regenen met bolhoeden en een paraplu.’

Alle drie kijken ze me hoofdschuddend aan.
Net of ik zonet zei dat de zee op visite komt.
Oma zegt: ‘Droom jij maar verder, straks
regent het nog blauwe bananen. In je dromen.’
Daniel Billiet. Uit: Waarom het nooit bananen regent. Prenten Paul Verrept. De Eenhoorn, 2020. 
Een verzamelbundel met bijna 100 van Daniel Billiets gedichten van de afgelopen veertig jaar, dat is nog eens een fijn en gedurfd initiatief van uitgeverij De Eenhoorn. Billiets gedichten, over dagelijkse onderwerpen als opa’s en oma’s, school, voetbal, verjaardagen en vriendjes, verrassen altijd, lepelen de taal als nieuw gerecht op, zijn persoonlijk dan wel geëngageerd en worden nergens voorspelbaar, saai of kinderachtig. Heerlijke bundel voor iedereen die van (jeugd)poëzie houdt. De sfeervolle, bijna grafische, kleurprenten van kunstenaar Paul Verrept passen er wonderwel bij.
Leeftijd: 9+

Een tulpenbol met tulp en al
ligt weerloos op het pad.

Een egel rustig ritselend
onder stapels eikenblad.

Kiemen doen hun stinkende best
tussen keutels paardenmest.

Een hommel op een goudsbloem
voert zoemend zijn gesprek.

Een worm stribbelt tegen
in een hongerige bek.

Drie slakken laten gaten na
in alle blaadjes babysla.

Een virus is op oorlogspad
gaat grenzeloos zijn gang.

De lente komt en is en blijft
voor niets en niemand bang.
Elle van Lieshout. Uit: Dichter. Gedichten voor kinderen van 6-106. Corona, de wereld staat stil en op zijn kop. Tekeningen Leandra du Pau. Plint, 2020.
Leeftijd 6+

Opnieuw
Eén gedicht is nooit genoeg –
tienduizend evenmin.
Het moet opnieuw, opnieuw
opnieuw moet iemand schrijven
hoe verliefd, verdrietig, blij
hij – steeds opnieuw moet iemand
daar woorden voor zoeken en
die moeten bij elkaar zoals
ze nog nooit hebben gestaan.
Iemand moet dit lezen.
Steeds opnieuw
voor het eerst.
Kees Spiering. Uit: Langs de lange Lindelaan. Samenstelling Arie & Romy Boomsma. Tekeningen Margot Holtman. Prometheus, 2019. 
Je moet een behoorlijk bekende BN-er zijn om zomaar een dichtbundel te kunnen samenstellen, zonder thema of aanleiding, gewoon omdat het kan.
Arie  Boomsma is zo’n BN-er en samen met zijn vrouw Romy heeft hij voor uitgeverij Prometheus, die normaal gesproken geen jeugdpoëzie uitbrengt, de gedichten in deze bundel bij elkaar gebracht.
Achterin het boek lichten ze hun keuzes toe: gedichten en versjes die ze graag aan elkaar en aan hun (jonge) kinderen voorlezen. Oudere en nieuwe gedichten, voornamelijk van bekende dichters, op een enkele uitzondering na. Stuk voor stuk fijne teksten, maar het gebrek aan samenhang, los van het feit dat een zeker echtpaar deze gedichten graag leest, is spijtig. De tekeningen voegen weinig toe, de nostalgische titel lijkt vooral gekozen om aandacht te genereren. Misschien kan Prometheus eens een dichtbundel met de nieuwste jeugdpoëzie uitbrengen?
Leeftijd: 3+

Lievelingskleur
Wat is je lievelingskleur?
Nou?
Nou?
Nou?

Eh…misschien blauw.

Wat is misschienblauw voor soort blauw?

Mooie-stenenblauw?
Dooie-tenenblauw?
Staalblauw?
Vaalblauw?
Pracht-en-pronk-en-praalblauw?
Zon-nog-net-niet-opblauw?
Beurse-plek-geschoptblauw?

Blauweregenblauw?
Oude-tegelblauw?
Koublauw?
Grauwblauw?
Ik-hou-niet-meer-van-joublauw?
Middellandse-Zeeblauw?
Bosbessenpureeblauw?

Of haast-niet-meer-te-zienblauw?
Is dat misschien misschienblauw?

Nee, wacht.
Geel.
Ik kies toch maar geel.

Wat is tochmaargeel voor soort geel?
WEET IK VEEl?!
GEEL!

Joke van Leeuwen. Uit: Hee daar mijn twee voeten. Versjes. Querido, 2019.
Zodra het over gedichten gaat en het woord ‘versjes’ valt, is daar die twijfel of iets serieuze poëzie is.  Daarvoor hoef je in deze bundel niet bang te zijn, al staan er verschillende  ‘versjes’ in: luchtige, ritmische teksten op rijm.
Maar ook gedegener werk, hoewel altijd met een talige twist of knipoog, origineel op z’n Joke van Leeuwens. Sommige teksten blijven hangen in taalgrap of anekdote, hier en daar is het soortelijk gewicht van een tekst (te) laag, maar van Leeuwen experimenteert fijn met teksten, tekeningen, uitroepen en vormgeving en is op haar best in wonderlijke gedichten als  ‘Tegen een dode mug (die dit levend niet kon verstaan)’ .
Leeftijd: 9+

Wat je moet doen
als je een andere taal wilt leren
Ik spreek een beetje Noors.
Maar roep nou niet: ‘Wat knap!’
want ik leer het jou hier ook –
in een stap
of vier.
Veel plezier.

Stap één:
de woorden van de Noren
wijken over het algemeen
maar weinig af
van die uit onze taal.
Zo klinken bijvoorbeeld hun v’s allemaal
als onze w.
Dus: vil is ‘wil’.
Piepklein verschil.
En bij en (dat is ons lidwoord ‘een’)
scheelt het één letter e.
Of: med.
Dat betekent ‘met’,
en je spreekt het uit als ‘mee’.
Zie je?
zelfde idee.

Stap twee:
IK
Ja, dat is even schrikken,
want het Noorse woord voor ‘ik’ is ‘jij’.
Wat? Echt waar?
Ja, het lijkt raar,
maar het is zoals ik het zeg.
Al schrijf je het anders,
je schrijft het als jeg.
Maar je spreekt het dus uit als ‘jij’.
Zoals jeg al zei.

Stap drie.
Nu begint de idioterie.
Het Noorse woord voor ‘praten’
is snakke.
Dat klinkt een beetje als smakken,
maar vergeet dat.
Praten = snakke.
Weet dat.

Stap vier.
Even denken, op welke manier
leg ik dit nu weer uit?
We gaan het  hebben over groente & fruit:
over een slangeaugurk
om precies te wezen.
Dit Noorse woord
laat zich in twee delen lezen:
augurk = augurk
en slange is slang,
en nu snap je misschien allang
dat het hier om komkommer gaat.
Je hoeft het alleen maar voor je te zien:
een augurkje in megaformaat.

Mooi toch?
En als je al deze stappen combineert
heb jij een vreemde taal geleerd.
roep het vandaag nog
in Oslo door de straten:
Jeg vil snakke med en slangeaugurk!
Jeg vil snakke med en slangeaugurk!
En de Noren krijgen dan vanzelf in de gaten
dat jij supergraag
met een komkommer wilt praten.
Edward van de Vendel. Uit: Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt. Poëzie waar je wat aan hebt. Tekeningen Martijn van der Linden. Querido, 2019.
Wat moet je doen als er iemand dood is gegaan die je niet zo goed kent? Of als je je verveelt of juist superblij bent?  Verliefd bent op een jongen? Of op een meisje? Van eenhoorns houdt?
De antwoorden die Edward van de Vendel in deze bundel op deze en andere dringende vragen geeft zullen je verbazen. Ze toveren zonder twijfel ook een brede glimlach op je gezicht, want de gedichten in deze bundel zijn behalve, zoals vrijwel al van de Vendels poëzie, verrassend, fantasierijk en prettig ritmisch, ook erg grappig.
Ze zijn ook erg leuk voor kinderen die niet van lezen houden maar wel van lachen en vrolijke, niet te moeilijke teksten. De tekeningen van Martijn van  der Linden zijn adembenemend goed, vertellen  bij elk gedicht een eigen verhaal, steeds in een andere sfeer en met verschillende materialen gemaakt.
De gedichten zijn ook erg leuk voor technische kinderen. Ga maar na, in het gedicht Wat je moet doen als je van auto’s houdt (en je vader niet) legt een kind zijn vader uit waar een bougie en zuigers en cilinders voor zijn: ‘Pap,’ zeg jij, ‘stap drie! De bougie!/Die heb je nodig voor de echte energie’.
Leeftijd:  7+

250 gram per dag
Toonbank
Op zoek naar de ultieme liefdesverklaring
loop ik haastig binnen

‘deze woorden hier zijn nog niet
eerder gebruikt,’ zegt de verkoper,
wijzend op een stoffig doosje –
ze moeten echt allemaal
nog uitgesproken worden’
en kijkt mij ongeduldig vragend aan

ik mompel iets twijfelachtigs,
weet niet of dit de juiste woorden
zullen zijn en kijk verlegen om me heen

in de winkel zie ik de bak met
tweedehands zinnen, planken
achterhaald geluk, glazen potten
vol oud zeer en in de etalage
nog een complete set
hebben en houden

ik weet, er is geen tijd te verliezen en als
de kassa rinkelt, overhandig ik mijn kloppend hart

-‘zal ik ze voor u inpakken?’
-‘ja, heel graag… het is nog een verrassing’
Anke Herder. Uit: De poëziegids, inspiratiebronnen voor poëzielessen. (Het Poëziepaleis, 2012)
In dit gedicht zijn splinternieuwe, knisperend verse woorden gewoon te koop.
[…] We kunnen putten uit een oneindig aantal woorden. Dichters gebruiken er meestal maar weinig om veel te zeggen, maar wel precies de juiste. ‘Poëzie is de kunst om de zee in een glas te vangen,’ zei Italo Calvino.
Zet poëzie op de Schijf van Vijf. Wie weet leren we dan wat minder oeverloos te leuteren. De hoeveelheid groente is onlangs opgeschroefd naar 250 gram. Dus laten we over het leesvoer zeggen: 2,5 gedicht per dag. Bij aanhoudend zwetsen de dagelijkse portie poëzie naar boven afronden.
Hans en Monique Hagen. Uit: Poëzie Hardop. 35 columns met 95 gedichten van 65 dichters. Illustraties Maartje Kuiper. Querido, 2019. 
Hardop poëzie voorlezen aan elkaar, vooral aan kinderen, daar maakten Hans en Monique Hagen zich in hun wekelijkse columns in het Parool gedurende hun Nederlandse KinderboekenAmbassadeursschap op een creatieve, inspirerende en overtuigende manier hard voor: ‘Van sporten wordt je lijf soepel, van lezen word je lenig met taal. Dat geldt vooral voor poëzie. Lezen is net zo belangrijk als gezond eten en tandenpoetsen.”
Zou het helpen als hun boek aan alle vaders en moeders, juffen en meesters wordt uitgedeeld? Vast.

Het begon allemaal met een ei.
Een ongedacht groot ei.

Je kon het niet missen.
Behalve dat er nergens ogen waren.

Geen armen, staarten, huid of haar
adem, wortels of wind.

Geen regen of rots.
Niks was er. Behalve het ei.
[…]
Diet Groothuis. Uit: Het ei. Illustraties: Ingrid & Dieter Schubert. Hoogland & Van Klaveren, 2019. 
Hoe alles ooit is begonnen, daar kunnen kinderen heel goed over nadenken. 
Leeftijd 5+

Mijn moeder is vroeger een poes
geweest, denkt ze weleens, ze wil
haar staart terug, een zachte lange

staart die door een gaatje in haar rok
of broek naar buiten komt en die ze
om haar middel kan slaan of laten

hangen om ermee te spelen en anderen
te plagen. Het lijkt me heerlijk, zegt ze
om op die staart te zitten, hem tussen

mijn tenen zachtjes te knijpen, sierlijk
over de grond te slepen, dingen te laten
doen waar ik me nu nog voor schaam.
Remco Ekkers. Uit: De secretarisvogel schrijft. Alle diergedichten. Tekeningen Sytse van der Zee. Uitgeverij kleine uil, 2019.
Zo aanstekelijk kunnen schrijven over een reiger in sluipgang, moederschapen die hun lammetjes naar een andere wei zien vertrekken, de versiertruc van een spin, dat kan Remco Ekkers als geen ander. In sobere, bescheiden taal schildert hij zijn liefdevolle portretjes zo, dat je dat dier wilt zijn, dat je voelt wat het meemaakt, denkt wat het dier denkt.
Heerlijke poëzie voor gevorderde en nieuwe gedichtenlezers en -liefhebbers.
Leeftijd 6+

 

 

Leto
Vluchten moest ze
met haar tweeling
die maar net
geboren was.
Zij verborg de
beide baby’s
in de plooien
van haar jas.

Op haar tocht
had godin Leto
zelf verschrikkelijke
dorst.
En de kleintjes
dronken tot
de laatste druppel
uit haar borst.

Onverdraaglijk
was de hitte.
En de zon verschroeide
’t veld.
Dit houd ik
niet vol,
dacht Leto bitter.
Ze was uitgeteld.
[…]
Maria van Donkelaar. Uit: Zo kreeg Midas ezelsoren. De mooiste Metamorfosen van Ovidius. Prenten van Sylvia Weve. Gottmer, 2019.
Al de bekende verhalen uit de klassieke oudheid, van Orpheus en Eurydice, Narcissus,  Europa, Daedalus en koning Midas, maar ook de minder bekende, van Leto, Andromeda en Battus, heeft Maria van Donkelaar  herverteld op ritme en rijm, met verrassende vondsen en in zeer eigentijdse taal (‘Heb jij soms wat aan je oren?’ vroeg Apollo gepikeerd).

Knap gedaan, af en toe licht geforceerd, maar voor jongere lezers een perfecte manier om kennis te maken met deze mythes en personages.
Voor oudere lezers handig en plezierig om zo mogelijk weggezakte kennis op te vijzelen.
Van de tekeningen van Sylvia Weve moet je houden, maar ze zijn uiterst grappig, eigenzinnig en beeldend.
Boek is  groot, luxe uitgevoerd, met full colour illustraties en leeslint.
Leeftijd: 7+