Tij
Het stormt,
we steken scheppen in de woeste waterbek.
Dat maakt niet uit – de oceaan wordt
langzaamaan schuimend gek.
Kon hij de vloed niet aan?
Kreeg hij hoofdpijn van de maan?
Met waterige tanden
spuugt hij golven op het land:
het zand pakt alles samen,
knijpt zijn korrels tot een strand
en hoopt dat het gaat ebben.
En wij?
Wij willen nog niet gaan,
wij hebben een kasteel
om naast te blijven staan.
Edward van de Vendel. Uit: Betrap me. Querido, 1996.
Liefdeslied
Als je het gezang van een walvis
in de lente, veertien maal versnelt
hoor je een lieflijke vogel.
Bij normale snelheid klinkt
zijn liefdeslied zoals je nooit hoorde
droevig en gelukkig tegelijk.
Elke week veranderen de vissen
een kleinigheid en de volgende lente
zingen ze een totaal nieuw lied.
Mensen vingen het geluid onder water
weerkaatst door onderzeese bergen.
Zij hesen het omhoog en legden het vast
op een slap plastic plaatje dat ik vond
in een tweedehands boek.
Het was oud en de naald ruiste
maar ik hoorde het gezang
van verliefde reuzen
tussen biologisch commentaar.
Ook stuurden ze de klanken
die eeuwen diep in de zeeën
hadden geklonken hoog in de ruimte.
Over honderdduizend jaar vindt
een intelligente krekel de platina plaat.
Hij zoekt de sleutel en verstaat het
in zijn eigen digitale taal.
Hij wordt verliefd op een walvis
verdwenen in tijd en ruimte.
Remco Ekkers. Uit: Haringen in de sneeuw, Leopold, 1984.
Bovenstaande gedichten komen uit: Zot van Zee. Poëzie tussen eb en vloed. Verzameld door Jan van Coillie, geïllustreerd door Sabien Clement, Korneel Detailleur, Esther Platteeuw, Pieter van Eenoge en Kaas Verplancke. Exclusieve uitgave van de Maatschappij van de Brugse Zeehaven, 2017.
Een verzamelbundel met gedichten over de zee als een vlammende prima donna, de duinen als ridders van zand, een storm in de afwasbak, zeemeerminnen en dansende kwalletjes geschreven door een stoet van ruim veertig dichters, waaronder grote namen als Lucebert, Guillame van der Graft, Mensje van Keulen en Hans Andreus zie je niet vaak.
Selectiecriterium van samensteller Jan van Coillie was, om de allermooiste en fantasierijkste gedichten te vinden over zee en strand: “een kinderlijke blik van verwondering en bewondering” schrijft van Coillie in zijn nawoord “waardoor de zon een mannequin wordt, de zee buldert van het lachen en de blauwe kwalletjes dansen op de schitterende muziek van de zee… een taalspel… een ode aan de verbeelding.”
Het resultaat is een waar feest voor liefhebbers van zowel poëzie als de zee. Gedichten gaan bondjes met elkaar aan, reageren of botsen op elkaar, nergens wordt het voorspelbaar, niks is saai of ‘gewoon’.
De dichters, waarvan velen ook of alleen maar voor kinderen schrijven, zijn prachtig bij elkaar gezocht, vaak met oude of onbekendere gedichten die gelukkig zijn opgediept uit lang geleden uitgegeven boeken. De illlustraties door een keur van Vlaamse tekenaars zijn ronduit fantastisch. Zo moet (jeugd)poëzie zijn.
Dit is, gok ik, wat Thomas de Veen van NRC in zijn artikel ‘Sorry maar kinderpoëzie moet echt beter’ bedoelt.
Helaas is het boek niet in de winkel te koop. De uitgave is bedoeld om jongeren te inspireren over het onderwerp haven en zee en om de Zeehaven van Brugge onder hun aandacht te brengen.