Tag Archief van: dood

Als je nou eens niet kon sterven,

zou je dan op zwemles gaan?
Van de hoge duikplank duiken?
Zeilen zonder zwemvest aan?
Op de hoogste bergen klimmen?
Op de smalste richels staan?
Langs de diepste kloven lopen?
Was daar dan nog wel wat aan?
Als je nou eens niet kon sterven,
was vakantie dan nog fijn?
Zou je je nog steeds verheugen
op dat reisje met de trein?
Zou je van het strand genieten?
Van de zee, de zonneschijn?
Van de ijsjes, van de frieten?
Zou je dan gelukkig zijn?
Bette Westera. Uit: Doodgewoon. Illustraties Sylvia Weve. Gottmer, 2014.
Bette Westera wint met dit boek de Zilveren Griffel voor poëzie 2015.

Bij oma zit ik
in de stoel van opa,
die is al dood.

We eten dikke
omasoep, altijd dezelfde,
groenrood met gekke balletjes.

Niemand anders
maakt die soep, daarom
heet ze zo.

Straks
vraag ik haar
hoe ze dat doet.

Je zult het zien, in eenentwintigtien
wordt deze soep nog opgeschept
naar eeuwenoud familierecept.
Diet Groothuis. Uit: Waar ik ben. Illustraties Merel Eyckerman. De Eenhoorn, 2012.

Ik mis je achter op de fiets,
ik mis je in de trein.
Ik mis je bij de H&M
en bij de Albert Heijn.

Ik mis je onder rekenen,
ik mis je onder lezen.
Ik mis je in de winter,
bij het voeren van de mezen.

Ik mis je als ik jarig ben
en als de oma’s komen.
Ik mis je als ik wakker lig,
ik mis je in mijn dromen.

Ik mis je zonder woorden,
elke dag en elke nacht.
Ik mis je als ik grapjes maak
en niemand om me lacht.

Ik mis je in de kamer,
als ik naar je foto kijk.
Ik mis je als we – ik en papa –
fietsen op de dijk.

Ik mis je op vakantie,
in ons huisje op de hei
en als we door de regen lopen
zonder jou erbij.

Ik mis je elke dag opnieuw
wanneer ik wakker word.
Ik mis je schoenen in de gang,
je beker naast je bord.

Ik mis jouw tandenborstel
naast de mijne in het glas.
Ik mis je voeten op de trap.
Ik mis je blauwe jas.

Ik mis jouw kleren in de kast,
je broeken en je truien.
Ik mis je geur, ik mis je stem,
ik mis je boze buien.

Ik mis je bij je graf
als ik je naam zie op de steen.
Ik mis je als ik samen ben
met papa, en alleen.

Ik mis je als ik ijsjes eet,
en appels en bananen.
Ik mis je als ik huilen moet,
ik mis je zonder tranen.

Ik mis je als je jarig was
en iedereen er is.
Ik mis je als ik eventjes
niet merk dat ik je mis.

Ik mis je als ik keelpijn heb,
ik mis je als ik val.
Ik mis je nergens echt het ergst,
maar altijd overal.
Bette Westera. Uit: Doodgewoon. Illustraties Sylvia Weve. Gottmer, 2014.
Dichters grossieren in gedichten over de dood. Maar over die onontkoombare gast schrijven zoals Bette Westera in dit boek doet is weinigen gegeven.
Onopgesmukt, treffend en onomwonden, nergens kinderachtig, lichtvoetig zoals in het slotvers ‘Hier lig ik dan/begraven in een grazig stukje groen/en denk wat ik al eerder dacht:/de dood is goed te doen’, maar in andere verzen zoals hierboven knijpt het door.
Westera gaat niets uit de weg, ook een ongemakkelijk onderwerp als zelfdoding niet, en doet dat met fijnzinnige precisie: ‘Ze kon niet meer ontvangen/wat wij haar wilden geven/Ze trok de stoute schoenen aan/en stapte uit het leven.’
Er is een te vroeg geboren baby, er zijn dode grootouders en huisdieren en er is een overleden klasgenootje. Er is tante An die haar tiran van een echtgenoot in een vaas op de kast heeft staan en er is een gedicht over Fiesta de los Muertos, het Feest van de Doden, begin november: ‘Vanavond gaan we dansen op de graven/vanavond is het feest voor iedereen/We plukken wilde bloemen, we versieren oma’s steen/we maken lekker eten klaar en brengen het erheen.’
Nergens wordt het soepele eindrijm irritant, metrisch kloppen de gedichten als een bus. Vormgeving en illustraties zijn meer dan bijzonder, vertellen hun eigen verhaal en voegen daarmee iets toe aan de gedichten.
De dood zal niet plotseling een gewenste gast zijn, maar dit boek maakt hem in elk geval gewoner. Het verdient een groot publiek, van kinderen zowel als volwassenen.
Leeftijd 5+

Toen oma eenmaal dood was,
mochten we eindelijk huilen.

Iedereen deed het,
niemand vond het gek.

Zelfs mijn vader,
zonder zakdoek,
jankte alles nat.

Toen ik dat zag
huilde ik nog harder,
het was zo zielig
om te zien:

zonder zakdoek
alles nat.
Tim Gladdines. Uit: Bovenwonder. Tekeningen Alice Jetten. DiVers, 2002.
Het is vanavond Halloween. De naam ´Halloween´ is
afgeleid van Hallow-e’en, oftewel All Hallows
Eve (Allerheiligenavond), en dus ook de avond vóór Allerheiligen op 1
november/Allerzielen op 2 november.
Op het eiland Groot-Brittannië werd Halloween vooral door de Kelten
gevierd. In de Keltische kalender begon het jaar op 1 november, dus 31
oktober was oudejaarsavond. De oogst was binnen, het zaaigoed voor het
volgend jaar lag klaar: tijd voor een vrije dag, het Keltische
Nieuwjaar of Samhain (uitspraak Saun, het Ierse woord voor de maand
november).
De Kelten geloofden dat op 31 oktober de geesten van alle
gestorvenen van het afgelopen jaar terug kwamen, om te proberen een levend
lichaam in bezit te nemen. Om de geesten af te weren droegen de mensen
maskers maar ze legden voor hun deuren ook voedsel voor ze
neer.  Toen de Romeinen Groot-Brittannië binnenvielen,
vermengden ze de Keltische tradities met die van henzelf, zoals de viering van
de oogst en het eren van de doden.

 


Vroeg in de vroegte
op eerste paasdag
sta ik te denken
aan wat ik net zag:
Mama die bezig was
eieren te leggen.
In de tuin
en de struiken.
En – moet ik het zeggen?
Dat ik toen een kip zag?
De kip van de buren.
Die blij was:
dat ei was
precies wat ze wil.

Dus nu zit ze te broeden
en ik sta hier stil.
Ik sta hier te denken,
zonder geluid,
komt daar een melkchocolade kuikentje uit?
Allemaal raadsels.
De raadsels van Pasen.
En dan begin ik niet eens…

…over dat met die hazen!
Edward van de Vendel. Uit: Opa laat zijn tenen zien. Illustraties Floor de Goede. Querido, 2008.
Behalve over eieren en hazen gaat Pasen over doodgaan en leven, zoals in het verhaal van  Jezus. De paaseieren en de paashaas komen uit voorchristelijke culturen en symboliseren het wakker worden van de natuur na de winter.

Er was eens een koning, machtig en groot,
die had slechts één vijand, en dat was de Dood.
Waarom moest de Dood toch zijn leven bederven,
waarom was hij zo bang, zo bang om te sterven?
[…]
Men sprong van torens in diepe ravijnen,
men stoeide met leeuwen en wilde zwijnen.
Men dronk liters en liters vergiftigde wijn
en voerde wat oorlog, gewoon voor de gein.
[…]
Koos Meinderts en Harrie Jekkers. Uit: Ballade van de Dood.  Illustraties Piet Grobler. Lemniscaat, 2009.
De dood, wie kent – en vervloekt-  hem niet? In hun ‘Ballade van de Dood’ – lied, sprookje, gedicht – wordt door Koos Meinderts en Harrie Jekkers helemaal niets vervloekt. Op lichte toon veranderen ze de ongenode gast, nadat hij gevangen wordt gezet, in een welkome bezoeker.
In het prachtige prentenboek met de inventieve illustraties van Piet Grobler wordt deze ode aan het leven en de dood een kijkfeest. Als het volk genoeg heeft van de drukte en het feesten toch alleen maar gaat vervelen, laat de koning de Dood los uit zijn kooi.
”Leve de Dood!’ riep het volk dolgelukkig,
en ze leefden nog lang en stierven… gelukkig!’
Het verhaal verscheen in 1983 voor het eerst in de bundel ‘Mooi Meegenomen’. Twee jaar later werd het door Koos Meinderts en Harrie Jekkers voor hun cd ‘Roltrap naar de Maan’ op rijm gezet. ‘Ballade van de dood’ kreeg in 2009 een Zilveren Griffel voor de tekst en een Vlag en Wimpel voor de illustraties.
Er is ook een mooie vertolking door Klein Orkest op Youtube met tekeningen van kinderen van de Singel uit Willemstad.
Leeftijd 6+

Vroeg in de vroegte
op eerste paasdag
sta ik te denken
aan wat ik net zag:
Mama die bezig was
eieren te leggen.

In de tuin
en de struiken.
En – moet ik het zeggen?
Dat ik toen een kip zag?
De kip van de buren.
Die blij was:
dat ei was
precies wat ze wil.

Dus nu zit ze te broeden
en ik sta hier stil.
Ik sta hier te denken,
zonder geluid,
komt daar een melkchocolade kuikentje uit?
Allemaal raadsels.
De raadsels van Pasen.

En dan begin ik niet eens…

…over dat met die hazen!
Edward van de Vendel. Uit: Opa laat zijn tenen zien. Illustraties Floor de Goede. Querido, 2008.
Behalve over eieren en hazen gaat Pasen ook over doodgaan en leven, zoals in het verhaal van  Jezus. De paaseieren en de paashaas komen uit voorchristelijke culturen en symboliseren het wakker worden van de natuur na de winter.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Dood
Ik ben, jij bent, wij zijn.
Plotseling ben jij weg.
Hoe weg is weg?

Aan de kapstok hangt je jas.
Je das steekt in de mouw,
een vleugje jou.

Op plaatjes aan de muur
en in mijn hoofd zie ik je staan.
Je kijkt me aan.

Ik zwaai en draai
me om, weet niet
of je dat ziet.

Jij bent
ik ben.
Wij zijn.
Diet Groothuis. Geschreven voor de herdenkingsdienst voor overledenen Nicolaikerk Utrecht, 1-11-2009.
Vandaag en morgen denken mensen aan gestorven vrienden en familieleden. Dat heet Allerheiligen/Allerzielen. In Mexico maken ze de graven schoon, zetten bloemen en lichtjes neer en zingen liedjes. In Nederland doen veel mensen het met een kaars en bloemen in huis of kerk.
Wist je trouwens dat Allerheiligen al sinds de negende eeuw – dus meer dan DUIZEND  jaar – een christelijke feestdag is waarop de rooms-katholieke kerk heiligen herdenkt? En op Allerzielen op 2 november alle andere gestorven mensen?
Allerheiligenavond, de avond van 31 oktober, heet in het Engels Halloween. Halloween komt dus van Allerheiligen.