‘Hoi, Schildpad, slome duikelaar!’
riep Haas, de plaaggeest, keer op keer.
Totdat de schildpad dacht: ’t wordt tijd
dat ik die haas een lesje leer.
Hij zei: ‘Ik wil een wedstrijd doen.
Zie je dat hek daar, in de wei?
Ik wed graag om een winterpeen
dat ik er eerder ben dan jij.’
‘Je lijkt wel gek, maar ik doe mee,’
zei Haas. ‘Ik hou wel van een grap!’
Meteen ging hij er – roef – vandoor.
De schildpad deed geen enkele stap.
De haas sprong pijlsnel door de wei
en kwam al spoedig bij het hek.
Daar liep de schildpad voor hem uit!
Hoe kan dat?, dacht de haas. Wat gek!
De schildpad had de grootste schik:
nu werd de haas een keer geplaagd.
Een half uur later kwam zijn broer.
‘En?’ vroeg die. ‘Is ons plan geslaagd?’
‘En of! De haas heeft niets gemerkt.
Dat is natuurlijk niet zo raar.
We zijn tenslotte tweelingbroers
en lijken sprekend op elkaar.’
Fabel De haas en de schildpad. Uit: Boven in een groene linde zat een moddervette haan. Op rijm gezet door Maria van Donkelaar en Martine van Rooijen met prenten van Sieb Posthuma. Gotttmer, 2008.
Leeftijd 7+