Een paar hoeken om en je staat in de stilte
op een bodem, tussen oude muren, lagen metselwerk
in zomaar een winter. Uit de tijd gestapt.
Het vriest. Kinderen – theemutsjes op lompe beentjes –
rapen takken en sneeuw van de grond net zoals zij
eeuwen geleden deden tussen de stenen
het gemetselde lapwerk in het zwijgen van het hof
waar als je goed luistert ijle stemmen misschien
de flarden van iets mateloos naar het heden zingen.
Dit is nu, vandaag. Het schemert al. De kinderen
spelen zoals ze spelen, omringd door tijd
waar jij niet bent. Jij kijkt naar hun herinneringen.
Esther Jansma. Uit: Altijd vandaag. Arbeiderspers, 2006.