Uit:
Rare mensen
doen hier dingen
die ik METEEN
na wil doen:
glitterpaarden laten draven
op het klappen van publiek
dansen over dunne draadjes
door de torenhoge tent
met een zweepslag trotse tijgers
dwars door hoepels vuur doen springen.
Als ik hier de baas was
zag ik
alles
elke dag.
Ogen dicht, daar ga ik:
tromgeroffel, brede lach,
armzwaai, hoge hoed.
Nu weet ik wat ik worden moet.
Uit: Boekie Boekie, jrg.15 nr. 65, 2007
Uit:

Zusje
Draak
Uit:

Echt moeilijk is
achterstevoren een heuvel ophuppelen.
Vooruit naar beneden
gevaarlijk makkelijk, bijna over de kop.
Vooruit heuvel op
trekt zwaartekracht aan je benen.
Het allermoeilijkst is
omlaagachterstevorenhuppelend.
Uit: Wie heeft hier met verf lopen smijten? Querido’s Poëziespektakel 3. Samenstelling Ted van Lieshout. Querido, 2010.
Uit:

hard. Hij huilt.
Hij op schoot,
ik touwtjespringen, steeds harder.
Mama vraagt: heb je
berouw?
Berouw, wat is dat?
Hoe weet ik of ik dat heb?
Slaan is kinderachtig.
Ja. Ik ben groter.
Ja. Ruzie is stom.
Ja.
Heb ik nu berouw
of niet?
Zou ik hem weer slaan?
Ja.
Uit: Ik wil een naam van chocola, Querido’s Poëziespektakel 2. Samenstelling Ted van Lieshout. Querido, 2009.
Uit:

Wachten
Zit ik weer
op de stoep
te wachten tot ik wegloop
of terug naar binnen ga.
Soms kijkt mijn zusje
om de hoek, ben ik er nog?
Altijd krijg ik zo
een hekel aan mezelf.
Ook al méén ik
dat ik hier zit
en zo meteen
echt wegloop,
echt eindelijk wegloop,
nooit meer terugkom
toch heb ik liever
een zusje dan niemand.
En uit: Ik wil een naam van chocola, Querido’s Poëziespektakel 2. Samenstelling Ted van Lieshout. Querido, 2009.
Uit:
Spinnenpoten met wat lavas,
kippenkop in paddenbloed.
Mix een handje egelstekels,
fruit een ui in snottebrij.
Kraaienklauwtjes, knoflook, wortel,
en een pondje rauwe prei.
Roeren, malen, stampen, zeven
laat je vijand maar vast beven.
larvensnot en koeienblaar.
Rattenstaartjes, even hakken,
zachtjes bakken, zout erbij.
Vuurtje stoken, netels koken.
In een ketel alles mengen
met een pondje zwart venijn.
O wat zal dat lékker zijn.
Uit: Boekie Boekie jrg. 18, nr. 75, 2009
Uit:
Aardrijkskunde
Mijn hoofd vliegt de klas uit, altijd
met aardrijkskunde – Brussel, Brugge, Gent –
gaap. Ik ga.
Omhoog de lucht in die ik vlug
in zee verander. Wolk wordt eiland.
Bootjes varen, zeilen glijden
en een gondelier zingt liefdesliedjes.
Mijn roeispaan huppelt op de maat,
kinderen met bellenblaas
lachen piraten uit. Die zijn het enteren
verleerd.
Een papegaai duikt op.
Snel krab ik aan mijn wang, dat niemand ziet
hoe ik de papegaai begroet.
Ik hoor hem in de verte want hier is de juf.
Ze kijkt me aan. Beleefd kijk ik terug.
Kun je hier verdrinken? vraag ik hem
als ze zich omdraait.
Nee! roept hij blij. En heel veel zon!
Waar in de wereld vind ik deze zee?
Mijn ogen mikken op de kaart.
Raak! De golf van Mexico.
Vandaar die palmboom naast me op het strand.
Zal ik hier blijven? zeg ik zachtjes
in mezelf. Heus niet zo moeilijk hoor.
De papegaai vliegt weg.
Neem me mee,
roep ik hem na. Mee mee, echoot de zee.
Hij kijkt niet om.
De juf rolt de kaart op.
Iemand vraagt: wat is er?
Niks.
Uit: Boekie Boekie jrg. 15, nr. 67, 2007
Uit:
Ik ga slapen
zing ik met mijn knieën
op de harde mat.
Of de Heer de wacht houdt
vraag ik zo
dat mannen onder mijn bed het kunnen horen.
Morgenvroeg gezond weer opstaan
hoop ik met gevouwen handen
en mijn ogen dichtgeknepen.
Voor de zekerheid
de poes ook meegesmokkeld.
Die is warm en kan miauwen.
Die heeft klauwen.
Uit: Al mijn later is met jou. Samenstelling Edward van de Vendel. Illustraties Susanne Rotraut Berner. Querido, 2005.
Uit: Uit: Parmentier 4, jrg 13, 2004
klop je schuim
voor op de koffie.
Met een melkkloppertje
kun je ook
zachtjes langs je wangen aaien.
Langzaam door het gleufje gaan
aan de zijkant van je neus.
Een tikje geven op je lippen.
Dan schuimt het
in je hoofd.
Uit: Parmentier 4, jrg 13, 2004
Ochtendhumeur
Sam ligt te slapen,
gekruld als een veer.
Ik zie zijn adem
in zijn buik, op en neer
gaat dat.
Sam opent één oog op een kier.
Hij bromt en draait zich om
zegt met zijn rug: ga weg,
ik zie je niet.
een grote gaap, hij rekt zich uit, bovenkant
onderkant. Dan slaapt hij door
in zijn mand. Neus op de poten,
staart op de rand.
Uit: Parmentier 4, jrg 13, 2004