Er was een deftig schaapje op de Ermelose Heide,
met donkerbruine wol, waarvan men dure truien breide
– ontzettend dure truien -, met een stal vol dure spullen
en met een dure smaak en met gepermanente krullen.

Zij stond zich op een dag in januari te beklagen:
‘Mijn krulletjes verpieteren; het regent nu al dagen.
Zo kan ik mij toch nauwelijks vertonen op de hei.
Ik ga maar naar de kapper en dan neem ik coupe soleil.’

De kapper was een wolhandkrab met hele grote scharen.
Hij keek bedenkelijk en sprak: ‘U hebt wel heel veel haren.
Als u een coupe soleil wilt in die dikke wollen vacht,
dan duurt dat op z’n minst toch wel een dag of zeven, acht.

Om van de kosten, juffrouw schaap, nog maar niet eens te spreken.’
Maar ’t schaap zei vastbesloten: ‘Ook al duurt het zeven weken,
ik wil een coupe soleil. Ik ben die regen meer dan zat.
Van kop tot staart, tot elke prijs.’ Ziezo en dat was dat.

Dus kapper krab ging aan het werk. Hij waste en hij spoelde
en vroeg voortdurend of het water wel plezierig voelde
en of ze al vakantie had gehouden dit seizoen
en wat ze volgend jaar, als het vakantie was, ging doen.

Hij waste en hij spoelde en hij verfde en  hij knipte,
terwijl mejuffrouw schaap van haar esspressokoffie nipte.
Hij knipte en hij verfde meer dan zeven volle dagen.
Toen was ze klaar; een donker schaap met mooie, lichte vlagen.

Het schaap keek in de spiegel en zei keurend: ‘Lang niet gek.
Ik dank u zeer, tot ziens.’ En ze betaalde met een cheque.

En alle andere schapen riepen: ‘Kijk, een coupe soleil.
Dat zien we voor het eerst hier op de Ermelose hei.’
Ze waren vol bewondering en fluisterden: ‘Wat mooi.’
En daarna kwam de herder en die bracht ze naar hun kooi.

Het schaap ging nog wat wandelen, maar ’s avonds tegen negenen
begon het als gewoonlijk weer ontzettend hard te regenen.
Dus toen ze bij haar stal kwam was ze aardig onderkoeld
én heel de coupe soleil was uit haar schapenvacht gespoeld!

Dat hij niet waterproof was had de kapper niet verteld.
Eerst was ze boos en toen alleen nog maar teleurgesteld.
‘Ik heb me laten flessen,’ zei ze. ‘Zonde van de centen.
In februari laat ik mij gewoon weer permanenten.’
Bette Westera. Uit: Ik leer je liedjes van verlangen en aan je apestaartje hangen. Illustraties Sylvia Weve. Gottmer, 2010.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *