Roodkapje en de wolf. Gruwelijke rijmen Roald Dahl
Op een der eerste lentedagen
voelde Wolf de honger knagen,
dus klopte hij bij grootmoe aan.
Ze deed open, zag hem staan
met scherpe tanden, valse lach.
Hij gromde grijnzend: ‘Goedendag.’
De arme grootmoe schrok zich naar:
Straks eet hij me op met huid en haar.
Ze sloeg de spijker op de kop
want hij vrat haar in één hap op.
Maar grootmoeder was taai en schriel,
hetgeen de wolf maar slecht beviel.
‘Ze is te weinig,’ klaagde hij.
‘dat is toch geen heel maal voor mij.
Na zo’n schriel scharminkel moet je
als wolf minstens nog een toetje.’
Terwijl hij heel boosaardig lachte,
zei hij: ‘Ik denk, dat ik zal wachten
tot Roodkapje, ’t mals, jong, ding,
terugkomt van haar wandeling.’
Grootmoe’s kleren, moet je weten,
die hij natuurlijk niet op had gegeten,
heeft hij opgeraapt en aangetrokken:
haar jas, haar muts en ook haar sokken.
Hij kamde en krulde zelfs zijn haar.
In grootmoe’s stoel zat Wolf toen klaar.
Het kleine meisje kwam al gauw
en vroeg aan Wolf tradititegetrouw,
‘O grootmoe, wat heb je ’n grote oren,’
‘Dan kan ik je beter horen.’
‘Wat ’n grote ogen!’ zei ze zoet.
‘Dan kan ik beter zien wat je doet,’
zei Wolf, terwijl hij naar haar staarde,
en watertandde en likkebaarde.
Na dat karkas, vol bot en haar,
dcht hij, smaakt zij als kaviaar.
Maar Roodkapje knipoogde en zei:
‘O wat een mooie bontjas heb jij!’
‘Fout!’ riep Wolf haar nijdig toe.
‘Wat heb je grote tanden, grootmoe,’
‘dát moet je zeggen, ezelskop.
Nou ja, dan eet ik je zo maar op.’
’t Kind lacht en trekt in een wipje
een revolver uit haar slipje.
Ze richt hem op het grote beest
en beng, beng… die is er geweest!
En week of wat later, ik weet ’t nog goed,
heb ik in het bos Roodkapje ontmoet.
Ik herkende haar bijna niet, dat snap je,
zo zonder cape en vrolijk rood kapje.
‘Hallo!’ riep ze vrolijk. ‘Zie je wel
mijn prachtige bontjas van WOLVENVEL!’
Roald Dahl. Uit: Gruwelijke rijmen. Ill. Quentin Blake. Fontein 2008.
Het boek is jammer genoeg niet meer leverbaar, dus je moet in antiquariaten zoeken. Vertaling: Huberte Friesendorp van: Roald Dahl’s revolting rhymes. Cape, 1982.
Hoi Diet,
Dit gedichtje heb ik eens geschreven tgv Valentijnsdag. Ik zag je oproep op twitter en stuur je daarom dit korte versje "Mag ik?":
mag ik
met witte toefjes slagroom
en druppels warme chocola
en roze spekkies, suikerspinnen
troetelzoet mijn lief beminnen
voor altijd en daarna?
©kateschlingemann
Hartelijke februarigroet
Kate