Rommelkamer

Wie hier toch woont, die moest zich schamen.
Zijn onderbroek hangt aan de lamp,
een schoolboek slingert langs de ramen,
zijn stoel vol spullen is een ramp.
Zijn regenjas ligt op de schommel,
over de wekker hangt een pet,
zijn hemd ligt in de koekjestrommel,
een hagedis ligt in zijn bed.
Zijn grote sokken langs de muren
verspreiden een onfrisse geur
tot in de huizen van de buren,
zijn broek hangt doelloos aan de deur.
Wie hier toch woont, die moest zich schamen,
niet soms, maar ieder ogenblik.
Wie woont er dan? Ik noem geen namen.
Wie woont er dan? Nou ja. Dus ik.
Shel Silverstein. Uit: Licht op zolder. Vertaling Willem Wilmink. Fontein, 1983.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *