Circusdirecteur en andere gedichten voor kinderen

Diet blogt

Ik heet Lucy Harding.
Gewoon Lucy –
het is geen afkorting.
Alleen mensen uit de stad
heten Lucienne.
Ik kom niet uit de stad.
Ik kom van De Strijd.
Zo heeft oma de boerderij genoemd.
Ze zei altijd:
‘Het is een strijd
om het land hier te bewerken;
een strijd om te overleven.’
En dat heeft ze goed gedaan.
Overleven, bedoel ik.
Toen ze een paar jaar geleden stierf,
was ze tweeënnegentig.
Ze ligt op de heuvel begraven
naast opa,
met uitzicht over hun boerderij,
en ze denkt vast:
waarom is mijn dochter
met zo’n man getrouwd?
Een gelijkhebber
die nooit gelijk heeft
al denkt hij van wel.
Hij is pa,
maar ik wil niet over hem praten.
Zo begint ‘De roep van de wolf’ van Steven Herrick.
Lucy en Jake zijn buren in een afgelegen gebied van Australië.
In vrije verzen en korte hoofdstukken komt hun leven heel dicht op je huid.
Tweede boek van een spannend drieluik over kinderen op het Australische platteland.
Hard, hartverscheurend soms en lief. 

Wanneer ik loop in Oldenzaal
of Middelburg of Stadskanaal,
dan komt er altijd iemand aan
die vraagt: weet u de Lindenlaan?
Zo iemand vraagt dat met een blik
vol blij vertrouwen. Dan zeg ik:
pardon ik ben hier zelf vreemd.

En zo ontmoet ik alle dagen
figuren die maar blijven vragen:
waar gaan wij heen met de cultuur
en waarom is de jam zo duur?
Is er nog Hoop in deze Tijd?
Dan moet ik zeggen, tot mijn spijt:
pardon ik ben hier zelf vreemd.

Komt er weer oorlog? vragen zij,
komt er nog eens een tiende mei,
en heeft het leven dan wel zin?
Zo ja, waar zit die zin dan in?
En zijn wij op de goede weg?
Waarop ik altijd treurig zeg:
pardon ik ben hier zelf vreemd,

Maar om u heen zijn mensen zat

die altijd weten hoe of wat.
Zij weten waar – in dit bestaan-
de weg is naar de Lindenlaan.
Annie M.G.Schmidt. Uit: Tot hier toe. Querido, 1990.

Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Ik wil in een gedicht kunnen plaatsnemen
als in een rijtuig.
Ik wil ‘Vort!’ kunnen zeggen of ‘Ik ben zo ver!’.

De zon moet schijnen
en omstanders moeten blijven staan en naar mij roepen:
‘Met wat voor bestemming rijdt u daar weg?’

Modder moet opspatten
en ik moet door elkaar worden geslingerd als een bejaarde prelaat,
terwijl ik iets grijp om mij aan vast te houden
en terugroep:

‘Een onbekende!’
Toon Tellegen. Uit: Gedichten 1977-1999. Querido, 2000.

Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Dertien kusjes in een kistje
met een strikje in het touw.
Dertien kusjes in een kistje
en ze zijn alleen voor jou.

Dertien kusjes in een busje
met een lusje in het lint.
Dertien kusjes in een busje
van je allerliefste kind.

Koos Meinderts. In: Verdriet is drie sokken, illustraties Annette Fienieq. Lemniscaat, 2008.
Er hoort een cd bij met liedjes van Thijs Borsten, gezongen door Harrie Jekkers&Fay Lovsky, met o.a. Eric Vaarzon Morel (flamencogitaar) en Eric Vloeimans (trompet).

Wel zeven lange weken heb ik ijverig gebroed
op zeven witte eieren, toen was het eindelijk goed.
De schalen gingen open, en er kroop uit ieder ei
een kopje, en een lijfje, en twee vleugeltjes erbij.

En even later,
na zeven plonsjes,
zag ik ze zwemmen,
mijn zeven donsjes!
Ze gingen drogen
in ’t warme gras,
en keken rond hoe
de wereld was.

Ik krijg maar niet genoeg van dat gesnater en geslobber,
ik kijk mijn ogen uit naar dat gespetter en gedobber!

Maar straks wanneer het avond wordt, dan zijn ze stil en moe.
Dan zwemmen ze haast slapend alle zeven naar me toe.
Ik spreid mijn witte veren uit, ik houd mijn vleugels klaar.
Daar kruipen ze dan tussen, alle zeven bij elkaar.
Harriet Laurey. In: Een schelp aan je oor, met tekeningen van Tineke Meirink. Uitgeverij Holland, 2001.

Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met zijn mond
vol van koren zoete vrouwen,
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaalt ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Mag ik niet vloeken als het vuur
van een stad, sinds lang herbouwd,
voortrolt uit een kamermuur,
rondlaait en mij wakker houdt?

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.
Leo Vroman in: Domweg gelukkig in de Dapperstraat, Prometheus/Bert Bakker 1990.

Regen regen
Allerwegen
Rechte stralen
Water water
Langs de muren
Langs de palen
Vallen vallen
Langs de bomen
Natte auto’s
Gaan en komen
Loodrecht op de
Druppelzegen
Overal is
Regen regen
Jan Hanlo in : Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is. Querido, 2006
O ja, en Ditte Merle heeft de Gouden Uil voor jeugdliteratuur 2010 gewonnen met haar boek Wild verliefd. Gefeliciteerd! Wild verliefd is een leerrijk, grappig literair non-fictieboek over het seks- en liefdesleven van veel  diersoorten. Met groot taalgevoel licht ze (jonge) lezers voor over ‘zoete seks’ van de zalm, ‘zoute seks’ van de paling, hitsige konijnen en ritsige geiten. Niks is dieren vreemd: stapelseks? Zeeslakken. Homofilie? Pinguïns. Zwangere mannetjes? Zeepaardjes. Leuk!

Het gedicht ‘Regen’ is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

wat is dit een mooi land!
natuur! vertier!
water! bloemen en planten en dieren!
wat een mooi land! zee! bergen! heuvels!
marmotten! kleine hutten waar je kaas kan eten!
musea! kerken! klederdrachten! hotels! alles is er!
wat een land! casino’s! straten! bramen! sinaasappels!
oooooh!
Het is Koninginnedag in Nederland. Iedereen gefeliciteerd.
Dit gedicht is van Arjan Duinker.
In: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is. Querido, 2006

Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.