Niemand kan haar zien

Tante Nel is niet mijn tante,
maar ze is het wel geweest.
Tante Nel was ooit mijn tante.
Nu is tante Nel een geest.

Altijd als ik jarig ben,

komt ze op bezoek.
Dan wil ze ook een kopje thee

en een plakje koek.

Ze komt niet door de voordeur.

Ze belt niet aan, welnee.

Ze zweeft gewoon naar binnen
en neemt een kopje thee.

Niemand kan haar horen,
niemand kan haar zien,
behalve ik. Daar zit ze,

naast tante Evelien.

Ze kijkt nieuwsgierig om zich heen
en blijft niet al te lang.
Ze drinkt haar thee, ze eet haar koek
en zweeft weer naar de gang.

Ik doe de voordeur open,

maar tante is al weg.
Ik zie nog net haar hoedje
verdwijnen door de heg.

Het is een vrolijk hoedje,
een hoedje met een veer.
‘Dag, Bette!’ roept het hoedje.
‘Tot volgend jaar maar weer.’
Bette Westera. Uit: Mijn zusje achter het behang. Familiepoëzie. Ill. Barbara de Wolf.  De Fontein, 2008. Cd met liedjes met muziek van Diederik van Essel.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *