Eerste klas

V
schreef juf op het bord. Een verre,
sierlijke, eenzame V. Nog voor ze
iets gevraagd had, gingen er
vingers in de lucht. Ze draaide zich
om op haar hak. Haar jurk waaide op.
Tevreden keek ze ons aan. Al die vingers.
We waren een flinke klas.

Eén
van de vingers was van Brenda,
het dommetje van de klas. ‘Maar wel lief.’
Lezen was moeilijk voor haar.
En rekenen. En zwijgen. Maar ze kon
verdraaid goed tekenen. ‘Zeg het maar,
Brenda,’ zei juf. ‘Zeg maar wat het is.’
‘Een vogel,’ zei Brenda.

“Nee,’
zei juf, ’tekenen komt straks, Brenda.
Nu lezen we.’ En toen iemand zei
dat het een ve was, knikte ze: ‘Goed!
De ve van van en de ve van voet en..’
En weer gingen er vingers de lucht in.
En weer was Brenda erbij. ‘Ja, Brenda?’
‘…de ve van vogel,’ zei Brenda.
Willy Van Doorselaer. Uit: Ik zoek een woord. 167 gedichten over taal om van A tot Z te verslinden. Gekozen door Hans & Monique Hagen. Querido, 2013/Dit is het bos, verdwaal hier maar. Houtekiet, 1994. 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *