Achter het behang
Mijn zusje was als kleuter
een heel vervelend kind.
Zo’n kind dat stoute dingen doet
en kattekwaad verzint.
Ze gaf nooit braaf een handje.
Ze zei nooit dankjewel.
Ze drukte voor de grap
bij alle buren op de bel.
Ze klom in alle bomen,
ze klom zelfs op het dak,
tot aan de hoogste schoorsteenpijp.
Dat kon ze met gemak.
Daar zat ze, in de dakgoot,
net als Sinterklaas
en riep: ‘Ik wil een boterham,
maar niet met pindakaas.
Een boterham met muisjes,
komkommer en tomaat.’
Mijn moeder keek verschrikt omhoog
en riep ten einde raad:
‘Ik kan er niet meer tegen.
Ik houd het niet meer uit!’
Toen kwam mijn vader van zijn werk
en nam een kloek besluit.
Hij leende bij de buurman
behangsel en een kwast,
klom langs de regenpijp omhoog
en greep mijn zusje vast.
Hij greep haar bij haar lurven,
en hij droeg haar naar de gang
en plakte haar met ferme streken
achter het behang.
Daar is ze blijven zitten
tot eenentwintig maart.
En of het iets geholpen heeft?
Natuurlijk, uiteraard.
Ze doet niet meer vervelend,
is nooit meer onbeleefd
en geeft nu braaf een handje
(dat nog wel een beetje kleeft).
Bette Westera. Uit: Mijn zusje achter het behang. Illustraties Barbara de Wolf. De Fontein, 2008. Achter in het boek zit een cd met de gedichten op muziek.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!