Aan de kant, ik ben je oma niet
Meneer Zeybek: Turkse thee
Hij heeft een mooie kamer op het zuiden, met balkon.
Net groot genoeg voor hem en voor de meeste van zijn
spullen.
spullen.
Een bed, een stoel en boeken om de kasten mee te
vullen.
vullen.
Hij zit het liefst de hele dag te lezen in de zon.
Behalve woensdagsochtends, want dan komt Marie-José.
Zij maakt zijn kamer schoon en hij helpt mee.
Hij stoft de boeken af, Marie-José verschoont het bed.
Zij dweilt de keuken en de gang, want hij kan niet meer
bukken.
bukken.
Ze zegt: ‘Neemt u het aanrecht maar, dat zal toch nog
wel lukken?
wel lukken?
Dan doe ik straks de wasbak en de douche en het
toilet.’
toilet.’
Zij dweilt de vloer en Eser klopt het tafelkleedje uit,
terwijl hij zachtjes Turkjes liedjes fluit.
Om tien voor tien is alles klaar en zegt Marie-José:
‘Ziezo, dat is weer voor elkaar. Wat fijn dat u wou
helpen.’
helpen.’
Hij geeft haar een toffeetje uit het doosje met de
schelpen
schelpen
en als ze wil een lekker kopje echte Turkse thee.
Ze knikt beleefd. Dat wil ze wel. Het kan, het is nog
vroeg.
vroeg.
Bij Eser heeft ze altijd tijd genoeg.
Ze drinkt haar thee en babbelt over wat voor weer het
wordt.
wordt.
En over Peter-Paul, met wie ze samen wil gaan wonen.
En dat ze bij meneer van Dam geen bed hoeft te
verschonen.
verschonen.
Dat scheelt een boel. Maar verder komt ze altijd tijd
tekort.
tekort.
Dat is zó onbevredigend. Ze neemt nog een toffee.
Dan moet ze aan het werk, Marie-José.
Maar twee keer in het jaar komt het bedrijf van Esers
zoon.
zoon.
Dat maakt de trappenhuizen schoon en boent het
marmoleum.
marmoleum.
Als alles klaar is, glimt het hele huis als een museum.
Zelfs onder in de kelder zijn de gangen glanzend
schoon.
schoon.
De hal, de ramen, alles glimt als Hasan is geweest.
En Eser zelf? Die glimt nog wel het meest.
Meneer Zeydek woont in een bejaardenhuis, samen met andere ouderen. Hij was niet altijd oud en ook zijn medebewoners waren vroeger jong.
Die gedichten over hun jeugd vinden we aan de achterkant van de pagina’s, verstopt onder een flap.
Mevrouw de Vries, die op haar 79e alsmaar op een ladder spinnenwebben staat te verwijderen of kapotte lampjes te vervangen, was acrobate in Circus Flits. Mevrouw van Marel die zich soms uitkleedt tijdens het eten of op de gang, was danseres in een stripteasebar.
Meneer Zeydek kwam als jongen naar Nederland, poetste kantoren, kerken, kantines en cafés en droomde van een eigen zaak.
Westera geeft de bewoners van dit bejaardenhuis op originele wijze een gezicht, een leven, een stem en een verleden. Dat leidt tot ontroerende, tragisch-grappige en soms licht onthutsende verzen, want wie denkt bij oude mensen ooit aan de levens die ze hebben geleid?
De collage-achtige illustraties van Sylvia Weve zijn groots, spannend, experimenteel en prachtig raak. Kinderen zullen dit prentenboek niet snel ter hand nemen, maar voor iedereen die maar iets met ouderen te maken heeft is dit boek onmisbaar.
Die gedichten over hun jeugd vinden we aan de achterkant van de pagina’s, verstopt onder een flap.
Mevrouw de Vries, die op haar 79e alsmaar op een ladder spinnenwebben staat te verwijderen of kapotte lampjes te vervangen, was acrobate in Circus Flits. Mevrouw van Marel die zich soms uitkleedt tijdens het eten of op de gang, was danseres in een stripteasebar.
Meneer Zeydek kwam als jongen naar Nederland, poetste kantoren, kerken, kantines en cafés en droomde van een eigen zaak.
Westera geeft de bewoners van dit bejaardenhuis op originele wijze een gezicht, een leven, een stem en een verleden. Dat leidt tot ontroerende, tragisch-grappige en soms licht onthutsende verzen, want wie denkt bij oude mensen ooit aan de levens die ze hebben geleid?
De collage-achtige illustraties van Sylvia Weve zijn groots, spannend, experimenteel en prachtig raak. Kinderen zullen dit prentenboek niet snel ter hand nemen, maar voor iedereen die maar iets met ouderen te maken heeft is dit boek onmisbaar.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!