(reactie Ted verwerkt in dit blogbericht)
Ik ben de mummie Toet
in windselen gewonden.
Wij mummies liggen goed,
In Leiden of in Londen.
Blijf hier maar even staan.
Vierduizend jaar geleden
keek ik al naar de maan
en heb de zon aanbeden.
Hees ik het witte zeil
dan zag ik krokodillen
en palmen langs de Nijl.
Apen met rooie billen.
Papyrus dat een bies is,
het ruiste er in bossen.
Ik zong een lied voor Isis,
zag op het land mijn ossen.
Die trokken traag maar staag
het ploeghout door de voren.
Het scheprad, als vandaag,
bevloeide ’t kiemend koren.
Mijn vrouw ging naar de bron.
Mijn kinderen hielpen wieden.
Ver aan de horizon
zag je de piramiden.
Je kunt gelukkig zijn
ook zonder een kompjoeter.
Het water was als wijn,
de vruchten smaakten zoeter.
Ik die een mummie ben,
uiterlijk onbewogen,
heb nog mijn eigen stem
en nog mijn eigen ogen.
En wat ik heb aanschouwd
in heel mijn heerlijk leven
staat in mijn hart van goud
voor eeuwig opgeschreven.
Mijn graf in de woestijn
ligt in het zand verwaaid.
Mijn aardse schatten zijn
door rovers weggegraaid.
Maar wie mijn woorden leest
en tot zich door laat dringen
vindt rijkdom in de geest
van mijn herinneringen.
F.L.Bastet. Uit: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is, samengesteld door Tine van Buul en Bianca Stigter. Querido, 2006.
Boer, wat zeg je van mijn kippen, Op een grote paddenstoel, Witte zwanen, zwarte zwanen, Ozewiezewoze en Schuitje varen, theetje drinken:
wie lekker weer eens oud-Hollandse liedjes wil zingen met zijn kids kan terecht bij twee prachtige nieuwe prentenboeken van Mies van Hout. Alle gezellige liedjes van vroeger staan erin en de veelkleurige platen zijn echt geweldig. Wie de melodieën is vergeten kan ze horen op www.kinderliedjesboek.nl.
Mies van Hout. Daar buiten loopt een schaap 2+ en Op een grote paddenstoel 3+.
Liedjes voor de allerkleinsten. Lemniscaat, 2010.
Graaf een kuil
en plant je boom
voorzichtig
naast de mijne.
Kunnen ze elkaar
uit de wind houden
als het stormt
of in de middagzon
samen zwijgen.
En als ze ’s avonds
door de wimpers
van hun twijgen
naar elkaar kijken
beginnen ze al
op een bos te lijken.
Jaap Robben. Uit: Zullen we een bos beginnen? De Geus, 2008.
Simon van der Geest. Dissus. Tekeningen Jan Jutte. Querido, 2010
Voor het eerst een merel
horen zingen.
Het eerste witte viooltje
gvonden.
De kastanjes in bloei.
Het eerste speenkruidbloempje
gezien.
De eerste zwaluw waargenomen.
Voor het eerst gegeten zonder
lamp.
Bloeiend klein Hoefblad
gevonden.
Voor het eerst een koekoek
gehoord.
Het eerste gras gemaaid.
De kersenbomen bloeien.
De peren in bloei.
De appels in bloesemtooi.
De eerste aardbeien.
De aalbessen rijp.
De kersen rijp.
De haver op het veld rijp.
De eerste peren.
De laatste maaltijd zonder
lamp.
De eerste appels.
De eerste druiven.
Het laatste bad in de open
lucht.
Het vertrek van de zwaluwen.
Het laatste gras gemaaid.
Voor het eerst de kachel aan.
De eerste rijp.
De laatste roos.
De eerste sneeuw gevallen.
Jules Deelder. Uit: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is. Querido, 2006.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.
Ik deed alsof ik hem wegsmeet
maar toen ze even niet keek,
slikte ik hem door
Ik heb gewacht
en hem elke morgen water gegeven
(met een gieter en een spiegel)
Maar na twee weken
nog niks te zien
Toen heb ik gegoogeld op ‘appelboom kweken’
Daar stond ‘De grond moet kalkhoudend zijn’
(tandpasta gebruikt)
en ‘Geef elk jaar een ruime hoeveelheid kompost’
een theezakje en wat koffieprut – toen zat het aardig vol)
Weer gewacht
Veel in de zon gelegen. Op mijn zij
(Mijn moeder steeds zeuren: wat lig je daar nou
en meer van die dingen, ik hoorde ’t maar half)
En vanmorgen toen ik in de spiegel keek:
ja, hoor
Een twijgje
met een blaadje
Volgend jaar, stel je voor:
appeltjes uit eigen oor
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.
Ik heet Lucy Harding.
Gewoon Lucy –
het is geen afkorting.
Alleen mensen uit de stad
heten Lucienne.
Ik kom niet uit de stad.
Ik kom van De Strijd.
Zo heeft oma de boerderij genoemd.
Ze zei altijd:
‘Het is een strijd
om het land hier te bewerken;
een strijd om te overleven.’
En dat heeft ze goed gedaan.
Overleven, bedoel ik.
Toen ze een paar jaar geleden stierf,
was ze tweeënnegentig.
Ze ligt op de heuvel begraven
naast opa,
met uitzicht over hun boerderij,
en ze denkt vast:
waarom is mijn dochter
met zo’n man getrouwd?
Een gelijkhebber
die nooit gelijk heeft
al denkt hij van wel.
Hij is pa,
maar ik wil niet over hem praten.
Zo begint ‘De roep van de wolf’ van Steven Herrick.
Lucy en Jake zijn buren in een afgelegen gebied van Australië.
In vrije verzen en korte hoofdstukken komt hun leven heel dicht op je huid.
Tweede boek van een spannend drieluik over kinderen op het Australische platteland.
Hard, hartverscheurend soms en lief.
Wanneer ik loop in Oldenzaal
of Middelburg of Stadskanaal,
dan komt er altijd iemand aan
die vraagt: weet u de Lindenlaan?
Zo iemand vraagt dat met een blik
vol blij vertrouwen. Dan zeg ik:
pardon ik ben hier zelf vreemd.
En zo ontmoet ik alle dagen
figuren die maar blijven vragen:
waar gaan wij heen met de cultuur
en waarom is de jam zo duur?
Is er nog Hoop in deze Tijd?
Dan moet ik zeggen, tot mijn spijt:
pardon ik ben hier zelf vreemd.
Komt er weer oorlog? vragen zij,
komt er nog eens een tiende mei,
en heeft het leven dan wel zin?
Zo ja, waar zit die zin dan in?
En zijn wij op de goede weg?
Waarop ik altijd treurig zeg:
pardon ik ben hier zelf vreemd,
Maar om u heen zijn mensen zat
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.
Ik wil in een gedicht kunnen plaatsnemen
als in een rijtuig.
Ik wil ‘Vort!’ kunnen zeggen of ‘Ik ben zo ver!’.
De zon moet schijnen
en omstanders moeten blijven staan en naar mij roepen:
‘Met wat voor bestemming rijdt u daar weg?’
Modder moet opspatten
en ik moet door elkaar worden geslingerd als een bejaarde prelaat,
terwijl ik iets grijp om mij aan vast te houden
en terugroep:
‘Een onbekende!’
Toon Tellegen. Uit: Gedichten 1977-1999. Querido, 2000.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.