Ik kan eel veel.

Oor wat een oop:
Ik elp mam in et uis.
Ik ups rond als een muis.
Ik ijs een blok met mijn kraan.
Ik kan op mijn oofd staan.
Ik ak out voor et vuur.
Ik klim – up! – op de muur.
Kijk, ik oest met mijn and voor mijn mond.
Soms uil ik luid naar de maan als een ond.
Of ik ijg als een ert.
O ja, ik ol zo ard als Bert.
Ik ren als een aas!
En in uis ben ik de baas.
Ik spring zo oog als een kerk.
En ik doe geen alf werk.
Eus, ik kan eel veel.
Maar de h, die kan ik niet

Lydia Rood. Uit: Er staat een taart in lichterlaaie. Samenstelling Jan van Coillie, ill. Harmen van Straaten. Maretak/Davidsfonds/Infodok, 2004 (ook in: Mijn zak zit vol met niks. Zwijsen, 2001).

Ik flieg, schreef Jaap. Toen werd
de juffrouw kwaad. Ze riep iets
over een harde en een zachte
klank. Haar stem hamerde
op mijn bank. Jaap vloog al uit
het raam. Ik zag wolken in zijn
ogen. Hij stak zijn armen uit.
“Vlieg Japie,” riep ik luid. Ik wil
ook wel Fliegen met een F, maar
 met mijn vlieg moet ik blijven in de les.

Margreet Schouwenaar. Uit: Voor het slapen wordt het langzaam nacht. Ill. Marloes van den Berg. Sjaloom, 2010.

Ik ben heel ziek.

Want ik heb griep.
En in mijn neus zit snot.
Mijn hoofd is zwaar.
Mijn buik doet raar.
Mijn stem is ook kapot.
Nu drink ik sap
en eet ik pap.
Iets anders mag ik niet.
Maar mama zegt:
het gaat weer weg.
En daarna bakt ze friet!

Johanna Kruit. Uit: Twee kusjes in een doosje. Illustr. Annemie Heymans. Maretak, 2002.

Wanneer hij aan het werk was op zijn kleine boerderij
dan zong boer Jansen aria’s, van werken werd hij blij.
Zijn dieren waren liever lui, ze zaten op de grond,
ze neurieden een beetje mee en hingen heerlijk rond.
Zo ging dat jaren achtereen, maar op een maandag níet.
‘Waar is de boer?’vroeg Kaatje Koe. ‘Waarom zingt hij geen lied?’
Ze kamden alle kamers uit, de keuken, het toilet.
Ten slotte vonden ze boer Jansen grieperig in bed.
 
“O hemeltje,’zei Kaatje Koe, ‘u lijkt behoorlijk ziek.
U ligt er reuzezielig bij, maar ik ben in paniek.
Ik moet gemolken en gevoerd, ’t is al een uur of elf.’
Vanonder een laag dekens hoestte Jansen: ‘Doe het zelf!’
Lida Dijkstra. Uit: De Dierderij. Illustraties Noëlle Smit. Pimento, 2010.
Een lieve versie van Animal Farm, met goedlopende rijmpjes en humoristische, krachtige tekeningen.

A ai
Ik verspil weinig energie
alles doe ik op mijn gemak
bijna bewegen, hangen aan een tak
het luieren heb ik onder de knie
ondersteboven is mijn anarchie
aan reputaties heb ik lak
ik verspil weinig energie
mijn paradijs een bladerdak
meer zeg ik sowieso nie
er groeien soms algen in mijn pak
maar die vlekken schelen mij ongemak
geen roofvogel ziet zo wat is wie

ik verspil weinig energie

Saskia de Jong. Uit: de deugende cirkel. De Harmonie, 2010.
26 dierengedichten voor kinderen van Saskia de Jong.  Elk gedicht heeft een andere beginletter. De bundel opent met de g van godgans en loopt vervolgens van a tot z.  Elke letter symboliseert een dier, al is daar soms wat verwarring over: de ‘ai’ is een luiaard en de pop is in eerste instantie geen rups van een vlinder maar een mensenpop. Bij de x vinden we het uitheemse dier xirapha, bij de y de yak.
Saskia de Jong schreef eerder gedichten voor volwassenen. Nu dus voor kinderen, al vind ik het eigenlijk geen  kinderbundel. Dat komt niet alleen door de gedichten die een fiks taalniveau veronderstellen, maar ook door de collages naast de gedichten, samengestelde knipsels uit geïllustreerde tijdschriften. Desalniettemin: voor wie van eens een keer ‘anders’ houdt, is dit een eigengereide feestbundel.

Zo’n egeltje, dat in november slapen gaat

en dromend alles mist: de Sint als kreupelrijmer,
de kerstcommercie en het oudejaarsgemijmer,
de nieuwjaarsborrels en de nieuwjaarsleuterpraat,
fantastisch toch? En wat hem verder blijft bespaard:
sneeuw, ijs en hagelbuien, bibberen en rillen
en carnaval…Zoiets zou u toch ook wel willen?
Pas als de lente terugkomt in de loop van maart
ontwaakt hij fit en fris na bijna twintig weken.
En daarna gaat hij een verkeersweg oversteken.

Jan Boerstoel. Uit: Een beetje wees. Bert Bakker, 1990.

Zwijntje lag lusteloos onder een boom.Niks voor Zwijntje eigenlijk. Het liefst maakte hij plezier met zijn vrienden, dat vond hij nog leuker dan in de modder rollen. Het aller-, allerliefst was hij bij Eekhoorn als die een heerlijk stoofpotje had gekookt. Maar vandaag dus niet. Vandaag had Zwijntje nergens zin in en nergens trek in.
Wilma Degeling en Veronica Nahmias, Zwijntje heeft geen zin. Christofoor, 2010, prentenboek 4+.
Gelukkig heeft Zwijntje een heleboel vrienden. Allemaal hebben zij een ander idee om hem op te vrolijken: Egel vertelt een mop, Eekhoorn zorgt voor iets lekkers, Kikker probeert hem over te halen te gaan springen, de Konijntjes verzinnen een maf liedje en Mol adviseert hem om onder te duiken. Maar of dit alles helpt? En dan komt Vos nog langs om te vertellen dat Eekhoorn zich ook wat slapjes voelt…

Toen ging Ietje Fietje naar de grote zee.

Ze danste in het water en riep:
‘Zee, zee, blauwe zee,
 neem op een golf mijn wens voor me mee!’
De golven rolden naar Ietje Fietje toe. Ze spoelden om haar blote voeten, ze likten aan haar blote tenen. Ze gaven haar kusjes: zeekusjes. En ze brachten cadeautjes voor haar mee: zeecadeautjes. Eerst kreeg Ietje een schelp. Een grote roze met een gaatje erin. De zee fluisterde:
‘Ís dit je wens? Is dit genoeg?’
Ietje Fietje riep: ‘Nee, het is niet genoeg! Ik wil meer!”’
Anne Takens. Uit: Het toverspiegeltje. Illustraties Mies van Hout. Maretak, 2005. Leeftijd 8+.

Thomas is tevreden met zijn boerderijtje en zijn dieren. Maar zijn vrouw Ietje Fietje wil meer! Ze krijgt wat ze wenst.
www.annetakens.nl

Gebiologeerd kijkt Mei naar de stoel. Wat is ze nieuwsgierig nu er vlakbij zo’n echte dame is. Hoe zou ze er in werkelijkheid uitzien. Zou ze lijken op de prinses van de scroll? Er staat een klein briesje, dat af en toe de gordijnen laat opbollen. Er komt geen enkel geluid of teken van leven uit de stoel.
            Als Mei langer kijkt, ziet ze dat er een klein stukje vierkant gaas in het gordijn zit. Kijkt er misschien ook iemand naar haar? Ze voelt het gewoon. Dan weet ze het zeker. Achter het gordijn ziet ze de contouren van een gezicht en achter het gaas een paar ogen. Iemand die net zo nieuwsgierig is als zij zelf, neemt haar van top tot teen op.  Mei schrikt zich een hoedje. Het gordijn wordt een stukje opengeschoven en er komt een hand tevoorschijn. Een hand die haar wenkt. Mei kijkt om zich heen, de dragers letten niet op. Het volgende moment stapt ze de draagstoel binnen. 
Inez van Loon. Uit: Twee meisjes en het geluk. Clavis, 2010.
Een verhaal over de Chinese Lin die in het Chinatown van in Amsterdam woont en over haar overgrootmoeder Mei die opgroeit op het platteland van het China van 1900….
http://www.inezvanloon.com/nl_girls.php

‘Op een dag zien we elkaar weer, jij en ik,’ zegt pake. ‘En dan voetballen we op het mooiste voetbalveld dat je ooit gezien hebt… En zie me dan maar eens te passeren.’ Matteo slikt. ‘Pake…’‘Ssst. Ga as de wjerljocht naar Skoatterwâld. En train tot je erbij neervalt. Je laat je team niet in de steek. Is dat begrepen?’
‘Oké.’
‘Voetbal is niet belangrijk. Niet echt. Dat weet jij. Dat weet ik. Maar ik zou heel graag nog één keer mee willen maken…’ Pakes stem stokt. Hij knijpt zijn ogen dicht. De lijnen in zijn gezicht worden dieper. Maar als hij zijn ogen opent, glimlacht hij. ‘… dat we die Groningers te grazen nemen. Kun je dat voor me regelen?’
Corien Oranje. Uit: Blessuretijd, serie Superfriezen. Columbus, 2009. Illustraties Wendelien van de Erve. 

Matteo’s pake, oud sc Heerenveenvoetballer, ligt in het ziekenhuis. Matteo wil heel graag dat zijn opa nog één wedstrijd kan meemaken. Maar kan dat, nu pake zo ziek is? 

Met voetbaltips en trucs en een interview met Heerenveenspeler Mika Väyrynen.   

Leeftijd: 8+