[…]
Ik haalde mijn hart uit mijn borstkas en reikte het je aan.
Alles wou ik je geven.
Je brak mijn hart niet, vertrapte het niet, maar je had het ook niet lief.
Je liet het gewoon in mijn handpalm liggen, zoals een verjaardagscadeau dat je eigenlijk niet wilt, en dat je laat rondslingeren in huis, de verpakking er nog rond.
Misschien was dat het probleem. Je behandelde mijn hart met dezelfde onverschilligheid waarmee je kleren soms behandelt. Als er een gat in je sok zit, gooi je die in de prullebak. Als je broek te krap zit, koop je een nieuwe.
[…]
Ik ben meer dan genoeg.
mijn mantra
[…]
Roxanne Wellens. Uit: De dingen die ik nooit kon zeggen. Van Halewijck (Pelckmans) 2021.
De moderne dichtvorm uit De dingen die ik nooit kon zeggen is bijzonder effectief. De eigentijdse, maar persoonlijke en originele opmaak, de combinatie van woord en beeld, grijpt aan en kan daarmee bovendien een inspirerend voorbeeld zijn voor andere jonge schrijver-tekenaars”
schrijft de Vlag en Wimpel Griffeljury in zijn  juryrapport 2021 over dit boek.
In drie hoofdstukken, Het skelet opvissen, De botten horen rammelen en Trommelen op het hart, doet Wellens op een originele en schrijnende manier verslag van een uiterst pijnlijk proces van verliefdheid op, een relatie met en uiteindelijk het loslaten van iemand met een gameverslaving. Soms gebruikt ze prozatekst, soms een- of tweeregelige zinnen, soms rijmloze gedichten. Oorspronkelijk en indringend boek van deze jonge, veelbelovende schrijfster.