Wanneer de nacht
het licht uitdoet
en de duisternis
het land bedekt
dat is de tijd dat hij tevoorschijn komt
en uit zijn sluimering wordt gewekt.

Zijn ogen gitzwart in zijn kop
sterrenlicht weerkaatst erop.
Zo struint met vlammetjes aan weerszij
het hert van de taiga rond.
Schattig?
Valt mee:
er steken twee vampiertanden uit zijn mond.

Om mee te doden?
Bloed te zuigen?
Angst te zaaien?
Af te tuigen?
Welnee.
Om zich in te vechten bij een dame.
Want op kracht komt het aan
– denken de mannen –
maar hun vrouwen letten met name
op iets anders.

Struinen de bokken door pikdonker land,
hun wapens altijd bij de hand,
wordt er door de dames flink gesnuffeld:
de geur van aarde die is omgewoeld,
mossen die zijn afgekoeld,
de geur van het doven van de dag
voortgebracht door een vleugelslag
een vermoeden van poep
een vermoeden van plas
de avonddauw op het voorjaarsgras,
de wind door een broeierig berkenwoud,
dat is het parfum waar een hinde van houdt.
Pure muskus uit een klier
van een lekker mannetjesdier.

Die geur en niets anders wil ze in haar neus.
En terwijl die macho’s met hun tanden blinken
hoor je die vrouwtjes allemaal denken:
jongens, hou die wapens nou eens op zak,
geen interesse in.
Wat we dan wel willen?
Dat jullie voor eeuwig en altijd
verrukkelijk stinken!
Bibi Dumon Tak. Uit: Laat een boodschap achter in het zand. Illustraties Annemarie van Haeringen. Querido, 2018.
Vindt Bibi Dumon Tak daar zomaar opeens een nieuw genre uit: non-fictiepoëzie. Gedichten over dieren en hun opvallende eigenschappen en bijzondere kenmerken.
Alleen evenhoevigen – dieren met twee of vier tenen –  mogen in dit boek een eigen pagina, al is de okapi het daar niet mee eens en schrijft hij een mail aan de redactie om te protesteren tegen deze vorm van discriminatie. Want “Waar zijn de neushoorn, de zebra, de tapir? […] Een hoefdier is toch een hoefdier.” Hoewel de redactie deze klacht niet ontvankelijk verklaart, staat even verderop in het boek toch een spreekbeurt van de tapir die aan het eind de hoop uitspreekt dat er ook nog eens een boek komt over de ónevenhoevigen, zoals hijzelf.
Behalve deze speelse tekstvormen staan er een contactadvertentie (van de wilde kameel), een In memoriam (voor de Pyrenese steenbok), een radio-interview (tussen de dikdik en het nijlpaard) en een oproep aan Bambi (het witstaarthert) om eindelijk eens op te groeien, in het boek. Oh en een chatgesprek tussen het wilde zwijn en haar tamme zus. En een ingezonden mededeling van de Kaapse buffel aan de toeristen die een safari plannen.
Plus een heleboel gedichten over andere evenhoevigen, die stuk voor stuk onverwachte inkijkjes in hun leven en karakter bieden.
Een rijk geschakeerd, modern, uiterst grappig en informatief boek in heerlijke DumonTaktaal en indrukwekkend passende tekeningen van Annemarie van Haeringen. Met als kers op de taart twee kleine rode laarsjes op de rug van de giraf.
Leeftijd 9+

Nooit eerder had hij een rivier gezien. Het was een glad, kronkelend wezen dat gorgelend dingen vastgreep en ze met een borrelende lach weer losliet. Alles glansde en glinsterde, bubbelde en ritselde. De Mol was betoverd. Hij liep langs de rivier zoals je loopt naast iemand die je de meest spannende verhalen vertelt.
[…] Het waren de beste verhalen van de wereld, vanuit het hart van de aarde op reis naar de zee.
[…]
‘…in boten…of mét boten,’ ging de Rat onverstoorbaar verder, terwijl hij overeind kroop. ‘Erin of eruit, dat maakt niet uit, dat is het plezier ervan. Of je op je bestemming aankomt of ergens anders, of zelfs als je nooit ergens komt, je bent altijd bezig. Je hóéft nooit iets te doen, maar als je het dan toch doet, is er altijd weer iets anders om te doen. En je kunt het dan meteen doen, maar liever niet.
Kenneth Grahame. Uit: De wind in de wilgen. Illustraties Ernest H. Shepard. Vertaling Reggie Naus. Ploegsma, 2018.
Deze klassieker opnieuw laten vertalen en uitbrengen: wat een fijne actie van uitgeverij Ploegsma. Wie is niet groot geworden met het heerlijke verhaal over Mol en Pad, Das, Rat en het Wilde Woud?
Maar de vorige vertaling was sleets en oubollig, waardoor huidige generaties het boek links lieten liggen. Met deze aanstekelijke, kwieke vertaling van kinderboekenschrijver Reggie Naus kunnen Nederlandse kinderen weer jaren vooruit. De taal van de nieuwe uitgave is fris en snel, helder en prachtig poëtisch waardoor het boek weer dichtbij de belevingswereld van kinderen, en volwassenen,  komt. De oorspronkelijke tekeningen zijn gehandhaafd, nog steeds even sfeervol en grappig als altijd.
Leeftijd 5+

1. Huis

zo was het toen pup
en in het huis kwam met kit:
de baas was er al.

pup was klein en kit was klein
en de baas zei:
pup is pup
en
kit is kit.
dit ben ik.
dit is mijn huis.
ik ben de baas.

pup keek en was blij.
hij gaf de baas een lik.
pup zei: baas, jij bent van mij, van mij
en hij gaf nog een lik.

kit keek en keek en keek
en zei: mauw.

pas toen de baas
haar een bal gaf met een bel er in
en een bol wol
en een bak die heel vol was,
pas toen zei kit:
goed baas,
dan ben ik ook jouw kit.
en gaf hem een lik.
[…]
Edward van de Vendel. Uit: Pup en Kit. Tekeningen Floor de Goede. De Eenhoorn, 2018.
Boeken voor beginnende lezers zijn vaak nogal suf en saai. Leesbevorderend werkt dat natuurlijk niet.
De verhalen in dit boek over een klein katje en hondje zijn verre van saai, maar juist vrolijk, spannend en grappig en ook de tekeningen zijn geweldig.
Kinderen die nog niet lang kunnen lezen zullen smullen van de avonturen van Pup en Kit  in hun nieuwe huis, die in 20 korte hoofdstukjes van eenlettergrepige woorden worden verteld.
Leeftijd: vanaf 6 jaar.

 

Er heeft vannacht een sneeuwman
in de tuin gestaan. Een konijn kwam
tevoorschijn en keek zo lief

dat de sneeuwman ervan smolt.
Hij boog zich voorover om het konijn
teder te kussen en plotseling beet

het beest hem in zijn neus. Het rende weg
met in zijn bek de wortel die hij uit
het gezicht van de sneeuwman getrokken had.

Zo is de liefde. Je dénkt dat er
van je gehouden wordt, maar
ze gaan er met je neus vandoor.
Ted van Lieshout. Uit:  Ze gaan er met je neus vandoor. Illustraties en vormgeving Ted van Lieshout. Leopold, 2018.
Met bovenstaand gedicht begint dit, opnieuw uiterst bijzondere, boek van Ted van Lieshout. Meteen erna ziet de lezer twee witte pagina’s, gevolgd door een bezorgde doch hilarische dialoog tussen de letters zelf die deze bundel graag willen maken maar constateren dat de dichter onder de tafel ligt.
Als ze hem vragen waarom is het antwoord: liefdesverdriet. Hij wil niet meer schrijven. Zorgelijk, aldus de letters, hoe kunnen ze nou een boek maken zonder de dichter? Trouwens, waarom ligt hij eigenlijk onder de tafel en niet gewoon in bed? “Hij zegt dat hij een bijzonder mens is en zo iemand doet het anders dan gewone mensen”  krijgen ze als antwoord.
Als het verhaal in dit boek net zo autobiografisch is als deze zin, heeft van Lieshout zijn pijn op briljante wijze omgezet.
De (zwarte) letters raken na wat plichtplegingen in oorlog met (rode) letters van een andere  dichter, Hilda Steunvoet, die ze eigenlijk als partner voor hun eigen dichter hadden bedacht, behalve dat hun dichter van mannen houdt en ouder is.
Na wat gehakketak duwen de rode de zwarte letters van de pagina’s – let wel, alles in een spectaculaire, volkomen originele en geniale vormgeving – , er volgen een paar gedichten van deze onbekende dichter, over Ieper en de Eerste Wereldoorlog, maar uiteindelijk winnen de zwarte letters de strijd, al zijn er wat casualties: “..jn we er allemaal nog wel? Er       jn gaten in ons ge allen. W e jn er nog?”
Volgt een laatste gedicht over een berg die wilde groeien met als slotregel “Je tranen zijn warm. O, vergeet dat toch niet!”, al mist de i het puntje, want die is in de letteroorlog gesneuveld.
Niet alleen weet van Lieshout weer een boek te maken dat niemand voor hem heeft gemaakt, ook mengt hij op onnavolgbare wijze vorm en inhoud tot een zinvol geheel, waar maar een paar gedichten in staan, maar de achterliggende gedachte luid en duidelijk over het voetlicht komt. Een bijzondere dichter en vormgever, dat is zeker.
Leeftijd: 9+