Marietje was bang voor water en zeep
Marietje van Dalen uit Kreukelendamme,
die hield niet van wassen en hield niet van kammen,
zij hield niet van zeep en zij hield niet van water
en stelde het wassen maar uit tot later.
Van nageltjes knippen was zij nog banger
en haar nageltjes werden hoe langer hoe langer.
O, grutjes, wat was die Marietje vies,
ze leek wel een varken, maar dan ook precies.
En als haar moeder des morgens kwam
met zeep en met water en ook met een kam,
dan ging zij tekeer en begon te gillen
of iemand haar levend wilde villen.
Haar moeder werd boos van al dat gehuil
en riep: Dan blijf je maar altijd vuil!
Maar ga dan maar weg en kom nooit weer,
dan ben jij mijn kleine meisje niet meer.
Die smerige kleine Marietje van Dalen
die ging ervandoor en begon te dwalen
langs alle straten en langs alle wegen,
zij zat vol modder en vieze vegen
en vuile vlekken op iedere wang.
haar kleren leken wel struikgewas
en in haar halsje daar groeide het gras,
het groeide ook op haar ene been
en eindelijk helemaal over haar heen.
en je kon niet meer zien, door al dat gras
dat Marietje van Dalen een meisje was.
En eindelijk groeide ze vast in de grond
waar ze net als een boom op het weiland stond.
De vogeltjes bouwden een nest in haar haren
en langzamerhand kreeg ze takken en blaren.
Het is waar, al lijkt het een nare droom:
Marietje van Dalen is nu een boom.Dus… meisjes die bang zijn voor zeep en voor water,
die worden allemaal bomen… later.
Annie M.G. Schmidt. Uit: Een vijver vol inkt. De mooiste kindergedichten van Annie M. G. Schmidt. Tekeningen van Sieb Posthuma. Querido, 2011. 
20 mei was ze jarig. Ter nagedachtenis aan de koningin van de Nederlandse jeugdpoëzie bovenstaand gedicht.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

 

in kriskras van vogels
in schrapzet van haas
in krom op de fiets
in zand uit het niets
in haar uit je ogen
in fladder van jas
in platslag van gras
in rood op je wangen
in meeuwen die hangen
in regen in strepen
in omval, en…

au!
gauw schuilen bij jou
hem dan horen fluisteren:

ik ben de wind, moet je eens luisteren
Kate Schlingemann. Uit: Wondermiddel. Tekeningen Nynke Kuipers. Xanten, 2015. 

KEN JE GREET DIE GRIET HEET?
Ze is geboren als Greetje. En ze was ook een Greetje.
Een kind om te knuffelen. Om op te eten.

Tot ze oud genoeg was om stout te worden.
Toen werd ze ook stout. Toen wilde ze alles wat niet mocht. Of kon.
Wandelen over de zee. Helemaal te voet naar Engeland.
Of hoog op een toren zomaar mensen naar beneden duwen.
ÉÉN VOOR ÉÉN.
‘Nee!’ riep haar vader voortdurend.
‘Nee!’ gilde haar moeder heel vaak.
‘Nee, Greetje, nee, dat kan niet, nee…’
Ze zeiden het na elkaar en ze zeiden het door elkaar.
‘NEE! NEE!! NEE!!!!!!’

Maar het hielp niet. Greetje trok er zich niets van aan.
Ze stak haar tong uit en riep, nog veel harder dan haar
vader en moeder samen:
‘JAWEL!!!’ 
En ze trok alle bloemen uit de grond.

Zo werd Greetje Greet, stoute Greet. En toen werd ze nóg stouter.
En Greet werd Griet, een dulle Griet.
Geert de Kockere. Uit: Dulle Griet. Illustraties Carll Cneut. De Eenhoorn, 2017.
Een eeuwenoud, wereldberoemd schilderij tot leven brengen in een kinderboek, voorwaar geen geringe taak. Het schilderij ‘Dulle Griet’ van Pieter Bruegel de Oude (1525-1569) hangt momenteel in Museum Mayer in Antwerpen maar was ooit in het bezit van Keizer Rudolf II van Praag en werd later als oorlogsbuit geroofd door de Zweden. Kunstenaars en dichters schreven erover en Dulle Griet kwam zelfs in een Suske en Wiske terecht.
De Kockere en Cneut geven een heel eigen draai aan het personage Dulle Griet. In hun boek is Griet geen heldin maar een meisje dat alleen maar slecht wil, het liefst linea reacta naar de hel. Jammer!
Een gemiste kans, er zijn historische bronnen waaruit het tegendeel spreekt en ‘Dulle Griet’ zich juist verzet tégen de duivel en zijn trawanten.
Ik vraag me af of een vrouwelijke auteur en illustrator niet eerder uit dit schilderij de krachtvrouw, de uitblinkster, heldin en inspiratiebron zouden hebben gelicht. Zo’n boek zou lezers, vooral de kinderen waarvoor dit boek bedoeld is, meer inspireren en begeesteren dan deze zichzelf en anderen vernietigende feeks (” ‘DUIVEL!’ riep Griet… ‘DUIVEL, HIER BEN Ik! . WIL JE ME HEBBEN?’ Maar de duivel antwoordde niet. De duivel antwoordt nooit.”)
Tekst en tekeningen vragen een sterke maag en weinig inlevingsvermogen, niet veel kinderen zullen hier plezier aan beleven.
De Kockere en Cneut maakten dit boek al in 2005. Op de Biënnale van Bratislava werd het bekroond met een Gouden Plague. Dit is een heruitgave in nieuwe vormgeving. 
Hier vind je wat achtergrondinformatie over Bruegels schilderij en over Dulle Griet. 

Helemaal aan de rand van mijn bed
dwarrelen stukjes dromen.
Ze zijn piepklein en zitten verstopt
tussen de vlokken wol.

Ik raap ze bijeen, ik blaas erop en ik kijk hoe ze
wegwervelen.

Morgen ga ik 
schapenwolkenwonderen.
[…]

Helemaal aan de rand van de verveling
zijn er zoveel ideeën.
Ik kijk geen tv,
ik speel niet met mijn vrienden.
Ik laat de tijd gewoon voorbijgaan.
Morgen ga ik me

verveelpozen.

[…]

Agnès de Lestrade. Uit: Helemaal aan de rand van mij
ben jij. Illustraties Valeria Docampo. Vertaling Siska Goeminne. De
Eenhoorn, 2017.
Soms is er een prentenboek waar je adem even van stilstaat. Omdat het zo mooi
is, zo zachtaardig. Fijn getekend, spannend en onvoorspelbaar.
Dit is zo’n prentenboek. De makers zijn dezelfden als van het prachtige Het
land van de grote woordfabriek.
 Een blauwe beer, helemaal aan de rand,
verwondert zich. Over de wereld, de dingen om hem heen, hoe hij zich voelt.

De taal van de Lestrade – overigens erg goed vertaald door Siska Goeminne, dat
kan niet gemakkelijk zijn geweest – is fris en nieuw en kronkelt door het
alfabet, steeds opnieuw. Mooie verzinwoorden en gedachten om met je kind te
volgen. Hoe is het om je te verveelpozen of te betraantreuren?
Wat dan?
Tekst en
tekeningen vallen prachtig samen, de originele beelden en gebruikte technieken
verrassen op iedere pagina. De tekeningen ogen zo zacht en dat je over de
bladzij wilt aaien en een velletje of bolletje wol verwacht te
voelen.
Leeftijd 3+


Een vader op een berg
‘Op vakantie,’
zegt papa,
‘beklom ik een berg.

Het was zwaar,
het was moeilijk,
het was
verschrikkelijk erg.

Maar ik deed het,’
zegt papa,
‘en je moeder was
TROTS!

Boven mij de hemel,
onder mij de rots.
En toen op het topje,
(de verrassing van mijn leven)

zag ik een
bundeltje
dromen
zweven.’

En die heb ik toen voor jou meegebracht,
zegt papa.
En hij zegt:

Ik leg er vannacht
eentje onder je kussen.
Er zitten nog een stuk

of wat mooie tussen.

En dan lacht hij, papa,
en ik moet naar bed.
En dan doen we net
of ik geloof dat het
waar is.

Waarom?
Omdat ik,
wanneer hij klaar is
met verzinnen,

hem op en neer zie klauteren,
in mijn hoofd, hier, vanbinnen.
De hele nacht.
En dan slaap ik zo zacht.

Want mijn
vader klimt
in het echt
nog geen
zeven
meter.

En dat is natuurlijk onnoemelijk veel beter:
in plaats van dat mijn vader
op een verre berg staat te juichen
heb ik liever dat hij er hier één
uit zijn duim
zit te zuigen.
Edward van de Vendel. Uit: De zombietrein en andere stripgedichten. Tekeningen Floor de Goede. Querido, 2017.
Het derde stripgedichtenboek van Edward van de Vendel en Floor de Goede, en er zitten weer parels tussen.
Het gedicht hierboven staat in het boek verdeeld over 17 strips; op de linkerpagina smalle, blauwwitte en -zwarte tekeningen van een heftige bergbeklimming door een dik ingepakt mannetje dat ondanks alle gevaren monter naar boven stapt.
Op de rechterpagina volgen gezellige plaatjes van een weltrustenknuffelende vader die zijn dochter naar bed brengt. Tekst en beeld zijn zo met elkaar verweven dat het eigenlijk niet werkt om het een zonder het ander te laten zien.
De gedichten in ‘De zombietrein’  gaan, net als in de voorgaande delen ‘Opa laat zijn tenen zien’ (2008) en ‘Draken met stekkers’ (2010) over al die grote en kleinere kwesties die in een kinderhoofd kunnen opdoemen: een spooktrein bijvoorbeeld of dat je niet bij iemand thuis durft te gaan spelen omdat zijn vader zo groot en eng is.
Of dat je je afvraagt of je je oma, als je haar uitzwaait, zelf laat verdwijnen met een soort onzichtbare verdwijnknop (ook al weet je best dat het niet waar is.) En over drie zusjes die de baby bij Sinterklaas willen inruilen omdat hij altijd ligt te huilen.

Stripgedichten werken anders dan de ‘gewone’ gedichten die we van Van de Vendel kennen.
Zijn vakmanschap piept er aan alle kanten uit, maar de teksten ogen kort en simpel, ook al gaan ze over niet-simpele dingen. Ze rijmen (soms een tikje dwingend) en bieden op een toegankelijke manier fijne, soms vileine inkijkjes in kinderhoofden of papa- of mamahoofden.
Gedichten voorlezen is altijd een goed idee, maar hier zeker: door ze hardop te lezen komen cadans en rijm veel beter uit de verf.  Floor de Goede speelt heerlijk met sferen en humeuren in zijn beelden, nu eens zachtpastel, dan weer spannend en griezelig of bijna Libelleachtig-gezellig, zoals bij het babyruilgedicht.
Dit is ‘gewoon’ een stripboek, met leuke, grappige plaatjes en tekstjes waar je om kunt lachen. Maar dan wel een heel goed gemaakt stripboek, waar kinderen lekker lang over na kunnen denken als ze willen.
Bovenstaand gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Straks de vogels, maar eerst het ei
Wat was er eerder, de kip of het ei?
De kip natuurlijk, want die legt het ei. Het ei natuurlijk,
want daar kruipt een kippenkuikentje uit.

Ja, maar wie heeft dat ei eenentwintig dagen daarvoor dan gelegd? De paashaas?
Nee, de kip natuurlijk.

Zo kun je lekker bezig blijven zonder een antwoord te
vinden. Daarom geven wij dat antwoord maar, zodat je
daarna rustig de tijd hebt voor dit boek. Een boek met
een lange geschiedenis. Niet zo lang als die van de kip
en het ei, maar wel lang genoeg om de oma van de oma van
jouw oma een hand te kunnen geven.

GOED.
De kip of het ei?
Het enige juiste antwoord is: het ei. Vogels, dus ook kippen,
stammen af van de dinosauriërs, en de dino’s legden
eieren. Die dino-eieren werden bedekt met bladeren en
aarde…Hoe het daarna gegaan is weet niemand zeker, maar
het staat vast dat sommige dinosauriërs veren kregen.
En ook staat vast dat er dinosauriërs waren die op hun eieren
gingen zitten… De eerste vogel was dus een vliegende dino.
Een eierleggende, met veren bedekte dino, die op een nest
met eieren ging zitten. Eerst was er dus het ei, en miljoenen
en miljoenen jaren later pas een kip.
Bibi Dumon Tak. Uit: Het heel grote vogelboek. Lannoo en Koninklijke Bibliotheek Den Haag, 2017.
Zo, als hierboven, begint Het heel grote vogelboek: vrolijk, persoonlijk, luchtig en informatief, zoals we van Bibi Dumon Tak gewend zijn in haar eerdere dierenboeken, bijvoorbeeld  het met een Gouden Griffel bekroonde Winterdieren.
Maar dit heel grote vogelboek is niet nieuw. De teksten zijn wél nieuw, maar de platen, de tekeningen zijn honderden jaren oud. Het oorspronkelijke boek werd namelijk gemaakt tussen 1770 en 1829, door natuurkenner Christiaan Sep, zijn zoon Jan Christiaan en vogelonderzoeker Cornelis Nozeman. Omdat het zo lang duurde voor het boek klaar was stuurden de makers steeds een hoofdstuk naar hun klanten, als een abonnement op een tijdschrift.
Een hoofdstuk was een of twee vogelplaten plus beschrijving. Na 59 jaar waren er 200 vogels verzameld op 250 platen. Welke vogels ze kozen? Dat was eigenlijk heel toevallig: de vogels die het eerste bij meneer Nozeman werden aangeleverd, want de vogels moesten dood zijn voordat ze getekend konden worden. Dus het grote vogelboek is een best wel wonderlijk allegaartje van allerlei soorten vogels door elkaar.
Ook dit nieuwe vogelboek is een mengeling van vogels. Dertig staan erin, van de oorspronkelijke 200, al legt niemand uit waarom nou precies déze dertig zijn gekozen. Bij elke vogel staat een prettig leesbaar verhaaltje over zijn leven en manier van doen, de magistrale tekeningen zijn een feest om naar te kijken, de vormgeving is prachtig retro.
Fijn boek , niet alleen voor vogelliefhebbers maar ook voor kinderen die meer van een bepaalde vogel willen weten, bijvoorbeeld voor een spreekbeurt. Hopelijk schaft elke basisschool dit boek aan. 

Vis is vies
Vis is vies
En wou zich wassen
Wou zich wissen
Wou zich wassen
Wou zich plissen plessen plassen

Al haar schubben
Wou ze schrobben
Schubben schrobben
In de tobbe
Om zich schoon te wissen wassen

Visje, visje,
Visje mijn
Wist je, wist je
Dat een vis nooit vies kan zijn?
Visjes vies
Zijn heel gewoon
Altijd goed gewassen
Schoon.
Robbert-Jan Henkes. Uit: Jij met mij. Tekeningen Marga van den Heuvel. Querido, 2017.
Hoera, alweer een nieuwe bundel met jeugdpoëzie.
De auteur die vorig jaar de veelgeprezen vertaling annex bloemlezing ‘Bij mij op de maan’ met Russische kindergedichten afleverde brengt dit keer eigen werk dat minstens zo absurdistisch en zingend is. Henkes, vertaler van Tarkovski en, samen met Erik Bindervoet, de Beatles, Bob Dylan, Shakespeare en  James Joyce, houdt vaart in deze originele bundel met gedichten vol muzikaliteit, geslaagde woordspelingen en taalgekkigheid zoals hierboven. Soms wordt dat opzeggerig als in ‘Wat doen de leeuwen? Ze geeuwen, ze geeuwen. Wat doen de spreeuwen? Ze geeuwen, ze geeuwen. En de meeuwen? Ze geeuwen, ze geeuwen.’ maar vaker wandel je door een vrolijk kinderlijk universum vol onverwachte wendingen zoals een linoleumzee waar stoer wordt gevaren in ‘storm en beestenweer’. Dit zijn gedichten om voor te lezen, genietend zingsprekend en tongbrekend.
De dromerige illustraties, veelal in zachte pasteltinten, mikken op een jong publiek, en passen met een stoet aan aandoenlijke beesten wonderwel bij de teksten.
Helemaal geen kritiek? Toch wel, de titel had pittiger gemogen, deze is te nietszeggend voor zo’n leuke bundel.
Leeftijd: 4+
  

Ik weet dat de lente komt,
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
Waarom? Waarom? Waarom?
Wie heeft je dat verteld?

De lammetjes, de lammetjes.
Wie heeft je dat verteld?
De lammetjes in het veld.

Ik weet dat de lente komt.
Ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
O ja? O ja? O ja?
Wie heeft je dat gezegd?

De bloemetjes, de bloemetjes.
Wie heeft je dat gezegd?
De bloemetjes langs de weg.

Ik weet dat de lente komt,
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
Echt waar? Echt waar? Echt waar?
Wie kwam met dat gerucht?

De vogeltjes, de vogeltjes.
Wie kwam met dat gerucht?
De vogeltjes in de lucht.
Koos Meinderts. Uit: De liedjesalmanak. Lente & zomer. Ill. Annette Fienieg. Rubinstein, 2014.

Optimist
Altijd ben ik te laat:
voor het eten, de les,
mijn klusjes, zodat mijn
moeder mijn bed opmaakt,
de meester zucht en ik
de aardappelen koud maak.

Hoe het komt, weet ik niet.
Ik wil heus, ik kijk op
de klok, zorg dat ik opschiet,
maak plannen en lijstjes,
leg alles vooraf klaar,
maar niemand die het ziet.

Mijn mam zegt kalm:
´Je bent een optimist,
je doet meer dan de tijd
toelaat, jij denkt dat de
wereld in een uur past en
talloos in een tel gaat.´

Nu zoek ik opgewekt
een list voor overmoed.
Daarna komt het heus goed.
Margreet Schouwenaar. Uit: Denk dag doen. Illustraties Esther Miskotte. Clavis, 2016.
Een prentenboekbundel vol nostalgische, beschouwende kindergedichten over dood en afscheid nemen, thuis zijn, zich afvragen waar woorden en wolken vandaan komen en naar toe gaan en of bomen eigenlijk ooit aan verdwalen denken.
Margreet Schouwenaar, stadsdichter van Alkmaar na Joost Zwagerman, speelt graag met woorden en afbrekingen, met veellagige betekenissen en fundamentele kindervragen. Ritme en rijm gaan her en der hun gang door de gedichten, soms voorspelbaar, op andere momenten verrassend.
De tekeningen laten een kalme, gerustsellend overzichtelijke kinderwereld vol  zachte kleuren en vormen zien, die aansluiten bij de tekst. Kat op de stoep, beer in bed, koe in de wei. Niks vernieuwends, maar een lieve, prettige voorleesbundel.

Opnieuw
Eén gedicht is nooit genoeg –
tienduizend evenmin.
Het moet opnieuw, opnieuw,
opnieuw moet iemand schrijven
hoe verliefd, verdrietig, blij
hij – steeds opnieuw moet iemand
daar woorden voor zoeken en
die moeten bij elkaar zoals
ze nog nooit hebben gestaan.

Iemand moet dit lezen.
Steeds opnieuw
voor het eerst.
Kees Spiering. Uit: Ik zoek een woord. 167 gedichten over taal om van A tot Z te verslinden. Gekozen door Hans en Monique Hagen. Illustraties Deborah van der Schaaf. Querido, 2013. 
Dit gedicht is gepubliceerd met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.