Vroeger was de aarde plat.
Nu zijn er
bergen ruggen
bulten bruggen
heuvels hobbels
builen knobbels
bultrugbulten
en de bulten van muggen
en de bulten op de ruggen van kamelen
en op hoofden na het stoten
kleine grote
kan niet schelen
maakt niet uit
van alles wat.
Nu heeft de aarde bulten zat.
Bette Westera. Uit: Was de aarde vroeger plat? Illustraties Sylvia Weve. Gottmer, 2017.
In een gedicht antwoord geven op een mogelijke kindervraag is het uitgangspunt van dit boek. 
Bette Westera, die al veel prijzen won met haar jeugdpoëzie, en haar inmiddels vaste sidekick Sylvia Weve, eveneens veelvuldig bekroond,  doen waar ze goed in zijn: overzichtelijke, eenvoudige versjes  vol ritme en eindrijm, de vragen mooi, de antwoorden soms wat melig, maar vaak ook grappig en goed bedacht.
Zoals bijvoorbeeld in ‘Hoe groot is de aarde?’:  Wij zijn luizen op het hoofd van een reus. Of: ‘Waarom ben ik mijn broertje niet?’:
Als ooit een ander zaadje
in mijn eitje was gekropen
[…]
En als mijn zaadje in een ander ei was gekropen
[…]
Ik zou een kind van papa
en van mama zijn, dat wel. Een kind van elf,
maar niet mezelf.
Veel gedichten gaan over de tijd: ‘Kan de tijd echt vliegen?’:  Op waaidagen/vliegt de tijd/je om de oren./Op saaidagen/staat de tijd stil.
De illustraties zijn veelzijdig, kleurrijk en inventief.
Lekker boek om voor te lezen voor het slapen gaan. De vragen vormen een prettige opmaat voor een ouder-kindgesprek, door het ritme van de versjes vallen oogjes eerder dicht. 

Een cycloop heeft maar één oog.
Eén oog – hoeveel kun je daarmee zien?

Eén oog had de cycloop,
en daarmee zag hij weinig…

In het dorpje Spitskruim wist
er niemand dat zoiets bestond.

In Spitskruim had iedereen twee, of zelfs meer ogen.
En iedereen deed alles voor elkaar.

De rode kruisspin verzorgde de zieken.
De waterjuffer deelde glazen drinken uit.

[…]
Daan Remmerts de Vries. Uit: De cycloop. Illustraties: Floor Rieder. Gottmer, 2017.
‘Gruwelijk eng’ is dit jaar het Kinderboekenweekthema, en dit prentenboek met prettig sobere teksten over de eenogige cycloop uit Homerus Odyssee past daar wonderwel in.
Het monster ziet slecht en vertrapt zo een deel van het dorpje Spitskruim, waar iedereen elkaar altijd helpt. Ze hebben medelijden met het eenzame, gruwelijk lelijke wezen en helpen hem aan een bril.
Maar eens een monster, altijd een monster en de cycloop vertrapt, zodra hij goed kan zien, “kwakend van plezier” het hele dorp. Verrassend genoeg blijven de dorpelingen hem zielig vinden:
“De burgemeester keek de cycloop na totdat hij was verdwenen. ‘Die arme meneer,’ zei hij toen. ‘Daar gaat-ie weer. Helemaal alleen.'”
Een interessant gegeven in een kinderboek. Wie is hier het zieligst, de verwoestende cycloop die zo alleen is, of de aardige dorpelingen die geen huizen meer hebben maar wel altijd voor elkaar zorgen?
De illustraties zijn stripboekachtig en in linoleumdruk in de  inmiddels voor Floor Rieder – in 2014 bekroond met een Gouden Penseel voor Het raadsel van alles dat leeft –  kenmerkende stijl.
Daar moet je van houden en de pagina’s zijn vaak te vol details waardoor ze soms gaan dansen voor je ogen. Toch: de platen zijn totaal niet lief, en dat past precies bij het verhaal.

Mijn vader zegt dat hij geen moeder heeft,
hij is gevonden op de maan.
Twee astronauten zagen hem
daar op z’n handen staan.
Hij is mee terug gevlogen
en in de achtertuin geland.
Mijn moeder werd meteen verliefd,
dus hij bleef in Nederland.
Mijn vader is een leugenaar,
hij kan fantastisch liegen.
Wat los zit liegt hij aan elkaar,
hij kan iedereen bedriegen.
Mijn vader is een leugenaar.

Mijn vader heeft een jumbo jet,
daarmee vliegt hij naar zijn werk.
En voor hij naar kantoor gaat,
draait hij drie keer om de kerk.
Hij zwemt zo de Noordzee over
met zijn handen op zijn rug.
Dan tikt hij aan bij Engeland
en zwemt onder water terug.

Mijn vader is eigenlijk de koning,
hij is de broer van Beatrix.
Maar hij wil niet op de gulden
en regeren vind ie niks.
Hij is ook goed bevriend met God,
ze spelen elke zondag schaak.
Laatst nog heeft mijn vader
God in een zet afgemaakt.

En wie dit lied gelooft,
is niet goed bij zijn hoofd.
Want ik ben hier de grootste leugenaar.
Ik heb de boel bedrogen,
van A tot Z gelogen.
Ik heb niet eens een vader
en de rest is ook niet waar.
Echt waar!
Harrie Jekkers en Koos Meinderts. Uit: Roltrap naar de maan. Illustraties Annette Fienieg. Met cd van het Klein Orkest. Rubinstein, 2017.
Dit boek bevat alle kinderliedjes van Klein Orkest, en de teksten zijn nog steeds fantastisch. Zo zou meer poëzie voor kinderen moeten zijn: grappig, origineel, talig en gedurfd. Geen laffe rijmpjes maar teksten die voortdurend verrassen en je op het verkeerde been zetten en hier en daar ook knoeperdhard zijn, op een goede manier. Vaderloosheid, zoals hierboven, komt achteloos even voorbij, er is een kinderverslinder die graag ‘dwarsgebakken kind in wijn gesmoord’ eet, een spin wordt uitgebreid bekeken en bevraagd, maar tenslotte wordt gedreigd hem drie van zijn acht pootjes uit te trekken, als hij niet snel weggaat. Een vleugje maatschappijkritiek over een jongetje dat te veel eet en meisje met honger, en ook de geweldige Ballade van de Dood staat erin.

Een klein foutje: ergens komt het woord gulden voor. Dat doet erg gedateerd aan, en had gemakkelijk in ‘euro’ veranderd kunnen worden.
De tekeningen zijn in de van Annette Fienieg bekende speelse, bijna huiselijke, stijl.
Klein Orkest kreeg in 1986 een Edison voor Roltrap naar de Maan en vanaf november gaat Harrie Jekkers de theaters in met Klein Orkest met o.a. een paar liedjes hieruit. 
Dikkertje Dap klom op de trap
’s morgens vroeg om kwart over zeven
om de giraf een klontje te geven.

Dag Giraf zei Dikkertje Dap,
weet je wat ik heb gekregen?
Rode laarsjes voor de regen!

 ’t Is toch niet waar, zei de giraf,
Dikkertje, Dikkertje, ik sta paf .

Oh Giraf, zei Dikkertje Dap,
‘k moet je nog veel meer vertellen:

 Ik kan al drie letters spellen:
abc, is dat niet knap?

Ik kan ook al bijna rekenen!
Ik kan mooie poppetjes tekenen!

Lieve deugd, zei de giraf,
kerel kerel, ik sta paf.

Zeg Giraf, zei Dikkertje Dap,
mag ik niet eens even bij je
stiekem van je nek af glijen?

Zo maar eventjes voor de grap,
denk je dat de grond van Artis
als ik neerkom heel erg hard is?

Stap maar op, zei de giraf,
stap maar op en glij maar af,

Dikkertje Dap klom van de trap
met een griezelige grote stap.
Op de nek van de giraf
zette Dikkertje Dap zich af, 


roetsjj, daar gleed hij met een vaart
tot aan ’t kwastje van de staart.

Boem!  Auw!!

Dag Giraf, zei Dikkertje Dap.

Morgen kom ik weer hier met de trap.
Annie M. G. Schmidt. Uit: Dikkertje Dap. Tekeningen Noëlle Smit. Querido, 2017.
Afgelopen week ging de film Dikkertje Dap in première. Uitgeverij QueridoKind brengt daarbij een speciaal boek uit met de tekst van het beroemde liedje van Annie M. G. Schmidt zodat ook nieuwe generaties kinderen kunnen kennismaken met dit ikoon.
De tekst is een beetje gestroomlijnd waardoor je net niet mee kunt zingen. De tekeningen van Noëlle Smit zijn nostalgisch, lief en overzichtelijk.
Leeftijd 4+.

Toverachtig
Omhoog, omhoog
ik wil omhoog
Zo hoog als vliegtuigen
meeuwen, spreeuwen, duiven
Steeds een treetje
klimmen in de lucht
Wie durft er mee op mijn vlucht?

Prachtig, machtig, toverachtig
kijk ik recht, recht naar omhoog
De mooiste kleuren van de wereld
zitten in de regenboog
Ik wil ze pakken
in mijn zakken
en ze meenemen naar huis

Maar als het zo blijft regenen
blijf ik vandaag toch liever thuis
Brenda Heijnis. Tekeningen Esther Leeuwrik. Clavis, 2017.
Mooi dat uitgeverij Clavis jeugdpoëzie uitbrengt en nog wel zo’n mooi stevig boek met grote kleurplaten.
Maar waarom in vredesnaam van die matige, slappe versjes? Er zijn zoveel goede Nederlandstalige jeugddichters!
De rijmen in ‘Waar de wind waait’ zijn voorspelbaar en van bedenkelijk niveau, van ritme of metrum is geen sprake, de taal blijft steken in alledaagsheid, de onderwerpkeuze is nergens bijzonder, er is geen spel met vorm en inhoud.
Jammer, zo veel moeite voor zulk ondermaats werk. De tekeningen zijn wel vrolijk, kleurrijk en beweeglijk.
Leeftijd: 3+