Een vader op een berg
‘Op vakantie,’
zegt papa,
‘beklom ik een berg.

Het was zwaar,
het was moeilijk,
het was
verschrikkelijk erg.

Maar ik deed het,’
zegt papa,
‘en je moeder was
TROTS!

Boven mij de hemel,
onder mij de rots.
En toen op het topje,
(de verrassing van mijn leven)

zag ik een
bundeltje
dromen
zweven.’

En die heb ik toen voor jou meegebracht,
zegt papa.
En hij zegt:

Ik leg er vannacht
eentje onder je kussen.
Er zitten nog een stuk

of wat mooie tussen.

En dan lacht hij, papa,
en ik moet naar bed.
En dan doen we net
of ik geloof dat het
waar is.

Waarom?
Omdat ik,
wanneer hij klaar is
met verzinnen,

hem op en neer zie klauteren,
in mijn hoofd, hier, vanbinnen.
De hele nacht.
En dan slaap ik zo zacht.

Want mijn
vader klimt
in het echt
nog geen
zeven
meter.

En dat is natuurlijk onnoemelijk veel beter:
in plaats van dat mijn vader
op een verre berg staat te juichen
heb ik liever dat hij er hier één
uit zijn duim
zit te zuigen.
Edward van de Vendel. Uit: De zombietrein en andere stripgedichten. Tekeningen Floor de Goede. Querido, 2017.
Het derde stripgedichtenboek van Edward van de Vendel en Floor de Goede, en er zitten weer parels tussen.
Het gedicht hierboven staat in het boek verdeeld over 17 strips; op de linkerpagina smalle, blauwwitte en -zwarte tekeningen van een heftige bergbeklimming door een dik ingepakt mannetje dat ondanks alle gevaren monter naar boven stapt.
Op de rechterpagina volgen gezellige plaatjes van een weltrustenknuffelende vader die zijn dochter naar bed brengt. Tekst en beeld zijn zo met elkaar verweven dat het eigenlijk niet werkt om het een zonder het ander te laten zien.
De gedichten in ‘De zombietrein’  gaan, net als in de voorgaande delen ‘Opa laat zijn tenen zien’ (2008) en ‘Draken met stekkers’ (2010) over al die grote en kleinere kwesties die in een kinderhoofd kunnen opdoemen: een spooktrein bijvoorbeeld of dat je niet bij iemand thuis durft te gaan spelen omdat zijn vader zo groot en eng is.
Of dat je je afvraagt of je je oma, als je haar uitzwaait, zelf laat verdwijnen met een soort onzichtbare verdwijnknop (ook al weet je best dat het niet waar is.) En over drie zusjes die de baby bij Sinterklaas willen inruilen omdat hij altijd ligt te huilen.

Stripgedichten werken anders dan de ‘gewone’ gedichten die we van Van de Vendel kennen.
Zijn vakmanschap piept er aan alle kanten uit, maar de teksten ogen kort en simpel, ook al gaan ze over niet-simpele dingen. Ze rijmen (soms een tikje dwingend) en bieden op een toegankelijke manier fijne, soms vileine inkijkjes in kinderhoofden of papa- of mamahoofden.
Gedichten voorlezen is altijd een goed idee, maar hier zeker: door ze hardop te lezen komen cadans en rijm veel beter uit de verf.  Floor de Goede speelt heerlijk met sferen en humeuren in zijn beelden, nu eens zachtpastel, dan weer spannend en griezelig of bijna Libelleachtig-gezellig, zoals bij het babyruilgedicht.
Dit is ‘gewoon’ een stripboek, met leuke, grappige plaatjes en tekstjes waar je om kunt lachen. Maar dan wel een heel goed gemaakt stripboek, waar kinderen lekker lang over na kunnen denken als ze willen.
Bovenstaand gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Straks de vogels, maar eerst het ei
Wat was er eerder, de kip of het ei?
De kip natuurlijk, want die legt het ei. Het ei natuurlijk,
want daar kruipt een kippenkuikentje uit.

Ja, maar wie heeft dat ei eenentwintig dagen daarvoor dan gelegd? De paashaas?
Nee, de kip natuurlijk.

Zo kun je lekker bezig blijven zonder een antwoord te
vinden. Daarom geven wij dat antwoord maar, zodat je
daarna rustig de tijd hebt voor dit boek. Een boek met
een lange geschiedenis. Niet zo lang als die van de kip
en het ei, maar wel lang genoeg om de oma van de oma van
jouw oma een hand te kunnen geven.

GOED.
De kip of het ei?
Het enige juiste antwoord is: het ei. Vogels, dus ook kippen,
stammen af van de dinosauriërs, en de dino’s legden
eieren. Die dino-eieren werden bedekt met bladeren en
aarde…Hoe het daarna gegaan is weet niemand zeker, maar
het staat vast dat sommige dinosauriërs veren kregen.
En ook staat vast dat er dinosauriërs waren die op hun eieren
gingen zitten… De eerste vogel was dus een vliegende dino.
Een eierleggende, met veren bedekte dino, die op een nest
met eieren ging zitten. Eerst was er dus het ei, en miljoenen
en miljoenen jaren later pas een kip.
Bibi Dumon Tak. Uit: Het heel grote vogelboek. Lannoo en Koninklijke Bibliotheek Den Haag, 2017.
Zo, als hierboven, begint Het heel grote vogelboek: vrolijk, persoonlijk, luchtig en informatief, zoals we van Bibi Dumon Tak gewend zijn in haar eerdere dierenboeken, bijvoorbeeld  het met een Gouden Griffel bekroonde Winterdieren.
Maar dit heel grote vogelboek is niet nieuw. De teksten zijn wél nieuw, maar de platen, de tekeningen zijn honderden jaren oud. Het oorspronkelijke boek werd namelijk gemaakt tussen 1770 en 1829, door natuurkenner Christiaan Sep, zijn zoon Jan Christiaan en vogelonderzoeker Cornelis Nozeman. Omdat het zo lang duurde voor het boek klaar was stuurden de makers steeds een hoofdstuk naar hun klanten, als een abonnement op een tijdschrift.
Een hoofdstuk was een of twee vogelplaten plus beschrijving. Na 59 jaar waren er 200 vogels verzameld op 250 platen. Welke vogels ze kozen? Dat was eigenlijk heel toevallig: de vogels die het eerste bij meneer Nozeman werden aangeleverd, want de vogels moesten dood zijn voordat ze getekend konden worden. Dus het grote vogelboek is een best wel wonderlijk allegaartje van allerlei soorten vogels door elkaar.
Ook dit nieuwe vogelboek is een mengeling van vogels. Dertig staan erin, van de oorspronkelijke 200, al legt niemand uit waarom nou precies déze dertig zijn gekozen. Bij elke vogel staat een prettig leesbaar verhaaltje over zijn leven en manier van doen, de magistrale tekeningen zijn een feest om naar te kijken, de vormgeving is prachtig retro.
Fijn boek , niet alleen voor vogelliefhebbers maar ook voor kinderen die meer van een bepaalde vogel willen weten, bijvoorbeeld voor een spreekbeurt. Hopelijk schaft elke basisschool dit boek aan.