Op een dag deed ik mijn ogen eens goed open.

Ik keek.
Ik schrok.
En ik begon te roepen.
Rommelmakers! Ruziekzoekers! Rotzooitrappers!
Fluitende speren vlogen in het rond.
Kerels als beren rolden over de grond.
Hé! Hallo… HALLO!!!
Maar niemand wilde naar me luisteren. 
‘Ik wel’.

Een man met een baard.

Een man zonder angst.
Een man zonder schild.
Een man zonder zwaard!
Kun jij mij zien? vroeg ik verbaasd.
‘Doet dat ertoe?’
Hij klonk eigenwijs.
Ik besloot dat ik deze man aardig vond.
Gideon Samson. Uit: Alle dieren drijven. Tekeningen Annemarie van Haeringen. Leopold, 2017. Naar: Noah und die grosse Flut, oorspronkelijk verschenen in 2017 bij Gerstenberg Verlag.
Een verademing, dit boek, na alle eerdere zondvloedboeken die ooit zijn verschenen. Geschreven en gezien vanuit God, dat was nog niet eerder gedaan. De uitgebeende teksten zijn verrukkelijk eigenzinnig en spannend en steeds net een slag verder dan waar je in gedachten gebleven was in het verhaal. Het slot is ronduit briljant. Schrijver Gideon Samson heeft echt iets moois gemaakt bij de tekeningen van Annemarie van Haeringen, die oorspronkelijk bij een Duitstalig boek horen dat voor Nederlandse begrippen al te braaf was.
Ook de tekeningen van Van Haeringen overtreffen eerdere Noachboeken. Ze zijn grappig, sfeerbepalend en verbeelden op magistrale wijze de onderliggende lagen in het bekende bijbelverhaal: de eenzaamheid, de onbegonnenheid van Noachs taak, de praktische bezwaren die al die dieren in zo’n kleine ruimte bij elkaar zouden hebben kunnen opleveren. Zitten al die vogels in kooitjes, bijvoorbeeld? Hebben de flamingo’s, eenden en pinguins eigenlijk een teiltje water om in te badderen? En hoeveel poep moeten de mensen in de ark elke dag wel niet scheppen, met zulke enorme dieren als olifanten, reuzenbizons, grizzlyberen en neushoorns aan boord?
Dit boek is een serieuze kanshebber voor Woutertje Pieterse Prijs, Griffel en Penseel. 
Leeftijd: 3+

Van alle dingen vond ik
tekenen het leukst.
Maar een vel papier
was meestal te klein.

En op straat liepen de mensen er gewoon overheen.

Eindelijk vond ik een plek waar ruimte was.
Maar toen mijn tekening bijna af was,
begon het te regenen.
Sanne te Loo. Uit: Dit is voor jou. Lemniscaat, 2017.
Het jongetje ontmoet op dat desolate industrieterrein schilder Anselmo, die hem in zijn atelier nodigt. Hij mag er tekenen en schilderen wat hij wil en helpt Anselmo bij zijn doeken.
Tot de oude man teruggaat “naar de plek waar hij ooit thuis was. ‘Naar het land van de papegaaien?’ vroeg ik? Anselmo knikte.”
Lief verhaal over hoe generaties van elkaar kunnen leren, hoe talent ruimte en begeleiding nodig heeft, over hoe alles verandert maar soms toch ook niet. Te Loo buit haar realistische tekenstijl in dit boek uit in kleurrijke, verfijnde, warme prenten. Op een van de pagina’s staat een stapel boeken afgebeeld van allerhande kunstenaars en schilders, zonder twijfel Te Loo’s eigen voorbeelden en rolmodellen. 

Tij
Het stormt,
we steken scheppen in de woeste waterbek.
Dat maakt niet uit – de oceaan wordt
langzaamaan schuimend gek.
Kon hij de vloed niet aan?
Kreeg hij hoofdpijn van de maan?
Met waterige tanden
spuugt hij golven op het land:
het zand pakt alles samen,
knijpt zijn korrels tot een strand
en hoopt dat het gaat ebben.
En wij?
Wij willen nog niet gaan,
wij hebben een kasteel
om naast te blijven staan.
Edward van de Vendel. Uit: Betrap me. Querido, 1996.

Liefdeslied
Als je het gezang van een walvis
in de lente, veertien maal versnelt
hoor je een lieflijke vogel.

Bij normale snelheid klinkt
zijn liefdeslied zoals je nooit hoorde
droevig en gelukkig tegelijk.

Elke week veranderen de vissen
een kleinigheid en de volgende lente
zingen ze een totaal nieuw lied.

Mensen vingen het geluid onder water
weerkaatst door onderzeese bergen.
Zij hesen het omhoog en legden het vast

op een slap plastic plaatje dat ik vond
in een tweedehands boek.
Het was oud en de naald ruiste

maar ik hoorde het gezang
van verliefde reuzen
tussen biologisch commentaar.

Ook stuurden ze de klanken
die eeuwen diep in de zeeën
hadden geklonken hoog in de ruimte.

Over honderdduizend jaar vindt
een intelligente krekel de platina plaat.
Hij zoekt de sleutel en verstaat het

in zijn eigen digitale taal.
Hij wordt verliefd op een walvis
verdwenen in tijd en ruimte.
Remco Ekkers. Uit: Haringen in de sneeuw, Leopold, 1984. 
Bovenstaande gedichten komen uit: Zot van Zee. Poëzie tussen eb en vloed. Verzameld door Jan van Coillie, geïllustreerd door Sabien Clement, Korneel Detailleur, Esther Platteeuw, Pieter van Eenoge en Kaas Verplancke. Exclusieve uitgave van de Maatschappij van de Brugse Zeehaven, 2017.

Een verzamelbundel met gedichten over de zee als een vlammende prima donna, de duinen als ridders van zand, een storm in de afwasbak, zeemeerminnen en dansende kwalletjes geschreven door een stoet van ruim veertig dichters, waaronder grote namen als Lucebert, Guillame van der Graft, Mensje van Keulen en Hans Andreus zie je niet vaak.
Selectiecriterium van samensteller Jan van Coillie was, om de allermooiste en fantasierijkste gedichten te vinden over zee en strand: “een kinderlijke blik van verwondering en bewondering” schrijft van Coillie in zijn nawoord “waardoor de zon een mannequin wordt, de zee buldert van het lachen en de blauwe kwalletjes dansen op de schitterende muziek van de zee… een taalspel… een ode aan de verbeelding.”
Het resultaat is een waar feest voor liefhebbers van zowel poëzie als de zee. Gedichten gaan bondjes met elkaar aan, reageren of botsen op elkaar, nergens wordt het voorspelbaar, niks is saai of ‘gewoon’.
De dichters, waarvan velen ook of alleen maar voor kinderen schrijven, zijn prachtig bij elkaar gezocht, vaak met  oude of onbekendere gedichten die gelukkig zijn opgediept uit lang geleden uitgegeven boeken. De illlustraties door een keur van Vlaamse tekenaars zijn ronduit fantastisch. Zo moet (jeugd)poëzie zijn.
Dit is, gok ik, wat Thomas de Veen van NRC in zijn artikel  ‘Sorry maar kinderpoëzie moet echt beter’ bedoelt.
Helaas is het boek niet in de winkel te koop. De uitgave is bedoeld om jongeren te inspireren over het onderwerp haven en zee en om de Zeehaven van Brugge onder hun aandacht te brengen.

In de klas
Ik moet slim zijn en rustig,
aandachtig en stil.
Toch is rennen en lachen
al wat ik wil.

In mijn hoofd zingt een lied,
in mijn buik borrelt vuur.
Het zwermt uit naar mijn benen
met zo’n honderd per uur.

Als ik kon, was ik braver
dan Imen of Hans.
Maar ik kan het niet helpen
dat mijn lijf roept:

spring!
vlieg!
dans!
Reine de Pelseneer. Prenten van Ann de Bode. De Eenhoorn, 2017.
In dit boek staan bijna zestig kindergedichten in taal zonder artistieke pretenties en onderverdeeld in hoofdstukken als ‘Het tintelt in mijn tenen’ (over vakantie, warme zomernachten en geluk), ‘Wij horen bij elkaar’ (familie) en ‘Aan de kant tegen de muur’ (je buitengesloten voelen).
Herkenbare gebeurtenissen van alledag in duidelijke, eenvoudig rijmende verzen en met begrijpelijke, kleurige tekeningen erbij, die soms ouderwets en stijf aandoen.
Voor school en thuis, ook voor kinderen uit andere culturen dan de West-Europese.
Leeftijd 6+