Konijn moet nodig plassen.
O jee!
Er zit maar één ding op…

Naar de weecee!
Zijn vriendjes roepen:
‘Wacht even, ho!

Wij moeten allemaal
Ook naar de po!’
Gaan jullie mee?

Een
fanfare
volgt –
Holladiejee!

Kangoeroe springt
gezellig mee.
Met zijn jong in zijn buidel,
dat zijn er weer twee…
Sally Lloyd-Jones. Uit: Ga je mee naar de weecee? Illustraties Anita Jeram. Lemniscaat, 2016.
De tekst van dit prentenboek gaat net zo onbeduidend verder als hierboven, met eindeloos gerijm op ee en de ene na de andere wc-grap uitmondend in een po-party. Misschien voor de allerjongsten hilarisch maar tamelijk zouteloos voor de rest.  Vriendelijk pastelkleurige, zachtaardige tekeningen.
Leeftijd 1+

Sterre zat op de keukentafel met haar benen te zwaaien. Ze zei tegen haar moeder:
‘Als ik jouw prinsesje ben, ben jij dan de koningin?’

Mama leunde op haar bezem en zei: ‘Ja. Ik ben de koningin.’

[…] toen Sterre er helemaal klaar voor was, keek mama naar de lucht.
Ze zette haar handen aan weerszijden van haar mond en fluisterde:

‘Kom maar omhoog, mijn zon, kom maar, kom maar omhoog, mijn zon…’
En Sterre keek verbaasd naar haar moeder, maar even later deed ze haar na.
Ze fluisterde: ‘Kom maar, kom maar omhoog, mijn zon…’
[…]
En wat zagen ze toen, midden in de grote donkerte?
Een bleek splintertje, aan de rand van de lucht.
David Grosman. Uit; De zonneprinses. Illustraties Michal Rovner. Vertaald door Edward van de Vendel. Cossee, 2016.
Tegelijkertijd sprookjesachtig mooi, indrukwekkend, nuchter en teder schrijven over hoe de zon opgaat en weer ondergaat is maar weinigen gegeven. David Grosman is het gelukt. Het verhaal over Sterre en haar moeder bevat geen woord te veel of te weinig en vertelt alles wat er te vertellen valt over dit onderwerp. Feestboek met kleine, lieftallige tekeningen in een sublieme vertaling van grootmeester Edward van de Vendel. 

Moeder dicht

Mijn bladerloze schaduw mijdt het
water
Ziezo hè hè, de
eerste regel staat er.
en speurt de witte angst van eeuwen later
Ga weg! Ga spelen met je transformator!
Je ziet toch dat je moeder zit te dichten.
ik wend mij af en doof mijn vale lichten
ik heb
tedúm tedúm tedúm geweten
Dat vul ik later in. Na ’t middageten.
mijn weemoed maakt de koele vlinder
wakker
van mijn getooide zelf
. Daar is de bakker!
Zeg maar: ’n halfje bruin en ’n heel wit.
o grijze schim die daar zo heilloos zit
ik zie mijn grijze droefheid aan de kim
Da’s tweemaal grijs. Dat kan niet. naakte
schim
aan wie ik al mijn zachte treurnis zeg
En nog een rol beschuit! O is ie weg?
als dauw die druppelt van de trage bomen
Als jij nog één keer binnen durft te komen,
dan krijg je geen vanillevla vanavond!
zo druppelt in dit hart te zeer gehavend
Je moeder dicht. Ze heeft geen tijd, totaal niet.
Als vader thuiskomt gaat het helemaal niet.
Je moeder zou een Shakespeare kunnen zijn.
Ze is het niet. Dat komt door jouw gedrein.
Daar gaat ie weer. O humtum klaar en koel
in ’t land van late regen en ik voel
mijn schamelheid.
Een heer met een kwitantie?
Zeg maar: m’n moeder is met kerstvakantie.
mijn schamelheid. Wat is dat? Hoofdje
zeer?
M’n schatje toch… Gevallen met je beer?
Je moeder komt… na na… daar is ze al.
Wees nou maar zoet – ’t genie staat weer op stal.
Annie M.G. Schmidt. Uit: Tot hier toe. Querido, 1990.
Het is weer Annie M.G. Schmidtweek. Je kunt dagelijks meedoen met de Grote Annie M.G. Schmidtquiz en het gedicht op 55.40 minuut hier terugluisteren,. Voor VPRO-programma Nooit meer slapen las ik het gedicht als dichter van dienst op maandag 10 mei. 

In een donker
groen oud woud,
aan de randen een randje goud,
loopt een weesje – pimpelmeesje –
een prinsesje – vossebesje –
een roodkapje – muizetrapje –
begeleid door een, twee herten
naar het lichtje in de verte,
blootsvoets
over het zachte mos
in het donkergroene bos.
Iene Biemans. Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is. Gedichten voor kinderen van alle leeftijden, gekozen door Tine van Buul en Bianca Stigter. Querido, 2006.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido. 

Haarlemmermeer-geschiedenis.nl

Bevrijding, erepoorten overal.
De onze was een schitterend geval
dat toch de eerste prijs niet winnen mocht:
de Brinkstraat had de jury omgekocht.
Een heel dun jongetje uit Rotterdam,
dat tegenover ons logeren kwam,
zei ‘kakie’ in plaats van ‘koekje’, en steeds weer
werd hem gevraagd; ’toe, zeg dat nog een keer.’
‘Kakie.’ En groot en klein lachte zich slap.
Hij vond het zelf ook een steeds betere grap.

Een NSB-vrouw, ieder keek haar na,
postte vaak brieven voor Kamp Erica,
en altijd als ze een brief de bus in deed,
riep haar zoontje ‘dag pappie’ door de spleet.

Terug uit Ravensbrück kwam Tante Lien.
De hele straat liep uit om haar te zien.
Sommigen huilden. ‘Ja, ik ben er weer,’
zei ze. ‘Maar huilen kan ik niet. Nooit meer.’
Willem Wilmink. Uit: Verzamelde liedjes en gedichten. Prometheus, 2010.

Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.

Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.

Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.

Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.
Willem Wilmink. Uit: Verzamelde liedjes en gedichten. Prometheus, 2010.

Youtubefilmpje  waarin Joost Prinsen het gedicht op magistrale wijze voordraagt.

Arp plantte de hengel in het zand en begon.
‘Ooit, lang geleden, was er geen angst…’
De mensen uit het dorp zochten snel een plaats op het strand. Fiela kroop weer bij Dink op schoot, helemaal vooraan. Oma zat naast Yuna.
‘…ooit, lang geleden, was er geen verlangen. Er was niets om bang voor te zijn. En al helemaal niet op een eiland ver hiervandaan, het eiland van Duzzo de visser.
[…]
In weer en wind, warm of kou,
een visser vist van jong tot oud.
Van vroeg tot laat, op en af,
een visser vist van de wieg tot het graf.
‘Mijn pop heeft al een wieg,’ fluisterde Fiela. ‘Ik wil ook een graf.’
‘Dat krijg je,’ antwoordde oma.
‘Wanneer?’
‘Voorlopig nog niet, hoop ik. Maar je krijgt het, later.’
Hans Hagen. Uit: Yuna’s maan. Illustraties Martijn van der Linden. Muziek Floor Minnaert. Met mp3-cd. Querido, 2016.
Wonderschone poëtische vertelling over de kracht van verhalen. Nog fijner dan zelf lezen is het om te luisteren naar Hans Hagen die op de bijgeleverde m3-cd het verhaal voorleest. Puur en ritmisch.