Sneeuw of geen sneeuw
‘Wanneer ga je sneeuwen, sneeuw?’
vraagt Ot, ‘wanneer, wanneer
ga je eindelijk sneeuwen, sneeuw?
Zeg, val je nog een keer?

Ik wil zo graag weer sleeën, sneeuw,
en net als vorig jaar
een grote sneeuwpop maken
in de tuin, dus val nu maar.’

Ot kijkt naar de hemel,
maar geen vlokje laat zich zien.
‘Vind je het te warm beneden?
Of ben je bang misschien?

Je hoeft heus niet bang te zijn.
Val maar rustig neer.
Een sneeuwvlok voelt geen pijn.
Vallen doet niet zeer.’

Maar de sneeuw laat zich niet zien.
Toch te warm?
Toch te bang?
Of gewoon geen zin misschien?
Elle van Lieshout en Erik van Os. Uit: Een dik jaar Julia en Ot. Illustraties Sandra Klaassen. Lemniscaat, 2015.
Een lekker dik voorleesboek met verhalen en gedichten over Julia en Ot:  in de lente, de zomer, de herfst en in de winter. Spannende verhalen en gedichten over vakantievieren op de camping, verkleden als jezelf, het Paaskonijn, ruziemaken, de ballonnenboef en de tanden- en de orenfee. En over logeerdromen en warme woefels. Wat? Warme woefels. Wat zijn dat? Dat zeg ik niet. Dan moet je het boek maar lezen. Ze zijn heel lekker, dat kan ik vast verklappen. 
Leeftijd 3+. 

Toen hij er stond
wist ik het zeker:
mijn sneeuwman heeft een hart dat klopt.
Maar vanochtend werd ik wakker
en het vriezen was gestopt.
De sneeuw is nu verdwenen.
De winter is op reis.
En
dat hart dan?
Weggevlogen.
Als een vogeltje van ijs.
Edward van de Vendel. Uit: Superguppie is alles. Tekeningen Fleur van de Weel. Querido, 2014. 

“Poëzie is spelen met taal.
Ook als het ernst is.
Bijna alle beroemde dichters hebben een sonnet geschreven. Ik wilde er ook graag een maken. Een sonnet moet voldoen aan allerlei eisen.  Een belangrijke is dat het bestaat uit 
veertien regels die zijn opgedeeld in vier stukjes, strofen genaamd. De eerste en de tweede strofe tellen vier regels, de derde en vierde drie. Verder moet een sonnet rijmen: dat is als twee woorden dezelfde klank hebben, zoals woorden en hoorden.

Zo’n gedicht maken vond ik lastig. Kon het niet makkelijker? Ineens kreeg ik een idee. Ik schreef:
rond
vierkant
vierkant
rond

driehoek
ovaal
ovaal
driehoek

rechthoek
rechthoek
ruit

ruit
ruit
rechthoek
Gelukt! Ik had een sonnet geschreven…Maar toen ik langer naar mijn sonnet keek dacht ik: ik kan dat laten lezen, maar ik kan het ook laten zien. En dat deed ik dus.”
Zo begint het oergeestige nieuwe boek van Ted van Lieshout ‘Rond vierkant vierkant rond’. Het staat tjokvol beeldsonnetten van dropjes, dobbelstenen, fietsbellen, dode wespen en wasknijpers. Er staan stoepkrijtsonnetten, waxinelichtcupjessonnetten en beeldgedichten in van zowel volwassenen als leerlingen van basisscholen. Er staan nieuwe gedichten in en grappige anecdotes. 
Maar voorál staat er heel goed in uitgelegd hoe je gedichten schrijft en wat je daarvoor aan materiaal en kennis nodig hebt. Hoe het heet als een regel in een gedicht afbreekt, die in een verhaal gewoon zou doorlopen. Hoe je kunt zien of iets een verhaal of gedicht is. 
Alles gelardeerd met eenvoudige, vaak grappige, voorbeelden, omkranst door prachtige foto’s. 
Tegen het eind van het boek krijgen we een voorbeeld van ‘Gedichten zonder woorden’: dingen die zo onzegbaar zijn dat er geen woorden voor bestaan, met een foto en twee beeldgedichten van Ted van Lieshouts fijnste, gescheurde, versleten broek.
Niemand anders dan Ted van Lieshout had dit  originele, prachtig verzorgde, ongewone, lekkere kijk-, lees-, leer- en beleefboek kunnen maken. Heel geschikt ook voor poëzielessen in de bovenbouw van de basisschool en de onderbouw van de middelbare school.
Ted van Lieshout. Rond vierkant vierkant rond. Leopold, 2015. Leeftijd: 9+.

Er was eens een kind dat een boek van
de plank pakte en begon te lezen…

Hij las dat de blauwe vinvis een
gigantisch groot en sterk zoogdier is;
het grootste wezen op onze planeet.
Een blauwe vinvis kan wel 30 meter lang worden.
Dat is net zo lang als een vrachtwagen, een
graafmachine, een boot, een auto, een fiets, een
motor, een busje en een tractor achter elkaar.

Het hart van de blauwe vinvis is groter dan dat
van ieder ander dier. Het heeft de afmeting van
een kleine auto en weegt bijna 600 kilo.

Het gehemelte van de bek van een blauwe
vinvis is bekleed met wel 300 tot 400
baleinplaten, die uit een zwart nagelachtig
materiaal bestaan. Zijn tong weegt 2.700 kilo
en zijn bek is zo groot dat er 50 mensen in
kunnen staan. Gelukkig eet een blauwe vinvis
geen mensen.
Jenni Desmond. Uit: De blauwe vinvis. Lemniscaat, 2015. Vertaling: Jesse Goossens.
Als je nog niet van blauwe vinvissen houd, ga je dat onmiddellijk doen na het lezen van dit boek. Wetenswaardigheden over dit unieke zoogdier komen op een prettige, intelligente manier aan bod, onder andere door het introduceren van het hierboven genoemde jongetje, dat leest over de blauwe vinvis en dat op elke pagina terugkomt in de sterke en poëtische, maar geen moment onheldere, tekeningen. Fijn nonfictieboek voor wie graag over dieren en natuur leest. Leeftijd 4+.