Toen de wereld krapper werd,
kwam men elkaar vaker tegen.

Van eerst verlegen kijken
kwam wijzen, meten
en vergelijken.

Geen navel was even diep,
geen twee tenen ter wereld
precies even groot.

Alle dieren bloosden
hun wangen en billen rood.

Niemand had het ooit gemerkt,
maar iedereen bleek bloot.

Over het vel
van elk geraamte
bouwde men een huis
van schaamte.

De een kreeg een vacht,
de ander veren.

En twee van alle dieren
kregen kleren.
Jaap Robben. Uit: Als iemand ooit mijn botjes vindt. Ill. Benjamin Leroy. De Geus, 2012.
Deze bundel is genomineerd voor de Kinderpoëzieprijs 2014, een nieuwe Belgische poëzieprijs die op 14 mei wordt uitgereikt. De andere genomineerden zijn Ted van Lieshout met ‘Ik ben bijzonder, misschien ben ik een wonder’, Bette Westera met ‘Aan de kant, ik ben je oma niet’ en Edward van de Vendel met zelfs twee titels: ‘Ik juich voor jou’ en ‘Mijn fijne geluidenboekje’: Kinderpoëzieprijs 2014

Als de boer de staldeur opent
en de koeien loslaat in de wei,
hoor je alle koeien loeien:
Dames, dames, we zijn vrij.

Als de boer de staldeur opent
en de koeien loslaat in de wei,
hoor je alle koeien loeien:
De winter is nu echt voorbij.

Kijk ze springen, kijk ze stoeien,
hoor ze lenteliedjes loeien
van je oote, boote, boe!

Kijk ze zwieren, kijk ze zwaaien,
kijk ze verse vlaaien draaien
van je oote, boote, boe!

En de boer,
wat zegt de boer,
wat zegt de boer bij het hek?
Wat zijn mijn koeien
wat zijn mijn koeien,
wat zijn mijn koeien lekker gek.
Koos Meinderts. Uit: De liedjesalmanak, lente & zomer. Ill. Annette Fienieg, Rubinstein, 2014.

Doodgaan?? Nooit van gehoord!

Maar op een avond, onder een lantaarn, vond ik een gedicht over doodgaan.
Het was verregend en bijna onleesbaar,
maar alles stond erin.
Ik leerde het uit mijn hoofd en dacht:
zou er ook zo’n gedicht, zo’n verregend, bijna onleesbaar gedicht,
over de liefde zijn, met alles over de liefde,
en zou ik dat ook uit mijn hoofd moeten leren?
Toon Tellegen. Uit: Over liefde en over niets anders. Querido, 1999. 
Bovenstaand gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Ik weet dat de lente komt,
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
Waarom? Waarom? Waarom?
Wie heeft je dat verteld?

De lammetjes, de lammetjes.
Wie heeft je dat verteld?
De lammetjes in het veld.

Ik weet dat de lente komt.
Ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
O ja? O ja? O ja?
Wie heeft je dat gezegd?
De bloemetjes, de bloemetjes.
Wie heeft je dat gezegd?
De bloemetjes langs de weg.

Ik weet dat de lente komt,
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
Echt waar? Echt waar? Echt waar?
Wie kwam met dat gerucht?

De vogeltjes, de vogeltjes.
Wie kwam met dat gerucht?
De vogeltjes in de lucht.
Koos Meinderts. Uit: De liedjesalmanak. Lente & zomer. Ill. Annette Fienieg. Rubinstein, 2014.
Eindelijk is de lente- en zomerversie van de Liedjesalmanak er dan ook. Heerlijk boek, met veel nieuwe seizoensliedjes van de hand van de meester van de liedjespoëzie, wederom prachtig dromerige tekeningen van Annette Fienieg en een cd met liedjes gezongen door Peer de Graaf en Leine op muziek van Thijs Borsten.
Leeftijd 3+

4
Natuurlijk moet je op je rug gaan liggen
Zoals gewoonlijk. En je laat betijen.
Je moet niet zwemmen, nee, je doet alleen
Alsof je één bent met de gladde keien.
Je kijkt maar naar de hemel en je doet
Alsof een vrouw je draagt en je bent welgestemd.
Zo zonder veel omhaal, zoals de goede God doet
Wanneer Hij ’s avonds nog eens door zijn beken zwemt.
Bertold Brecht. Uit: De mooiste van Brecht. Vertaling Koen Stassijns. Lannoo/Atlas/Tielt, 1998.

Vandaag gebeurde niks
dat ik je wil vertellen. Ik zat
gewoon een dag op het balkon
bij oma, terwijl zij binnen
liedjes zong en steeds opnieuw
een zin vergat. Er groeit een
put in haar geheugen, iets als
zo’n diepzwart gat in het
heelal dat alles opeet dat
dichtbij komt. Daarom
moest ik met poes en hond
op het balkon en gooide
alles zachtjes veel etages naar
beneden, tot het verdween.
Ik dacht: zo cirkelen oma’s
zinnen steeds dieper in
haar hoofd naar binnen
tot zij ze niet meer ziet, zo
klein zijn die geworden. En
poes dook op mijn schoot,
hond jankte en kroop vol
schrik achter mijn been.
Eva Cox. Uit: Ik wil een naam van chocola. Querido’s Poëziespektakel 2. Querido, 2009.
Dit gedicht is gepubliceerd met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Morgen is de dag van de kleine dingen,
Van de speld en de gele verf.
Je zult je blij voelen.

Morgen is de dag van de heel kleine dingen,
Van de druppeltjes en het koord.
Je zult vriendschap voelen.

Morgen is de dag van geslenter
Langs de vrucht van de schaduwen.
Kom er niet aan.

Morgen is de dag van de liedjes
Die in het geheim worden gezongen.
Je zult zingen met de juwelier.

Morgen is de dag van de kleine jongens
En hun abstracte lawaai in de straten.
Spits je oren.

Ze roepen ‘Leve de mooiste markt van de wereld!’
Ze roepen ‘Zo eeuwig zijn de rotsen van trouw!’
Ze roepen ‘Als je ijdel bent, ga dwalen!’
Arjen Duinker. Uit: Het uur van de droom. Meulenhoff, 1996.

Gisteren kreeg Marjolein Hof de Woutertje Pietertje Prijs 2014 voor haar boek “De regels van drie”.
Goed boek.
Maar bíjna was de winnaar een andere.
In de Top 4 van de Woutertje Pieterse Prijs Jury stond ook Held op sokken van Bette Westera en Thé Tjong-King. 
Dat zou verdiend zijn geweest.
Want aan dit boek klopt werkelijk alles.
Tekeningen, taal, ritme en rijm, metrum en metaforen, vormgeving, kleuren, pagina-opmaak: het boek is één groot festijn.
Met als hoogtepunt de geitenwollen sokken van de ridders.
Een voorproefje:
Er woonde eens een ridder in een middeleeuws kasteel.
Hij had geen baard. Die baard was blijven steken in zijn keel.
Nu hadden in de middeleeuwen alle ridders baarden.
Die hoorden ze te hebben, net als harnassen en zwaarden.

Dus iedereen in het kasteel was even zwaar behaard,
alleen die ene ridder niet, die ridder zonder baard.
Bette Westera. Illustraties Thé Tjong-King. Gottmer, 2013.