Bij oma zit ik
in de stoel van opa,
die is al dood.

We eten dikke
omasoep, altijd dezelfde,
groenrood met gekke balletjes.

Niemand anders
maakt die soep, daarom
heet ze zo.

Straks
vraag ik haar
hoe ze dat doet.

Je zult het zien, in eenentwintigtien
wordt deze soep nog opgeschept
naar eeuwenoud familierecept.
Diet Groothuis. Uit: Waar ik ben. Illustraties Merel Eyckerman. De Eenhoorn, 2012.

Kom ga je mee
naar het kleine koningskind.
Kom ga je mee
en neem een mooi cadeautje mee.
Iets van zilver of van goud
waar een koningskind van houdt.

Ja, ik ga mee
naar het kleine koningskind.
Ja, ik ga mee
maar ik neem geen dure dingen mee.
Ik weet niet of je ’t nu ziet,
dure dingen heb ik niet
ik heb alleen een trommel,
twee stokken en een lied.

Een lange stoet van mensen
ging langs het koningskind.
Ze gaven hem cadeautjes
met een strik of met een lint.
De jongen met de trommel
liep netjes achteraan.
Je hoorde hem heel zachtjes
op zijn trommel slaan.

Ook hij kwam langs het kindje
in de stal van Bethlehem.
Daar speelde hij zijn liedje
en zong met ijle stem:

Vergeef me kleine koning,
goud of zilver heb ik niet.
Ik heb alleen een trommel,
twee stokken en een lied.

De jongen met zijn trommel
in het bleke morgenlicht,
speelde voor het koningskind
een lach op zijn gezicht.
Koos Meinderts. Uit: De liedjesalmanak, herfst en winter. Illustraties Annette Fienieg. Rubinstein, 2013.

Tekening Lotte Sprock (14)

Hoe ga ik open als een boek?
Ik wil mezelf eens lezen,
bladeren en kijken
hoeveel pagina’s ik tel.
..
Zou ik mij kopen?
Lenen bij de bieb?

terugzetten in de kast?
Ted van Lieshout. Uit: Hou van mij. Leopold, 2009.

de klok is laat, het licht is groen, de bel doet ring.
wat moet ik van de dingen denken, want de dingen
denken, denk ik. soms zijn ze schoon zoals de vaat
of mijn paar handen en mijn broertjes kamer maar
als bijvoorbeeld oma komt dan noemt ze iets geweldig
nee reusachtig mooi, zelfs als het niet gewassen is
of pasgeschilderd, of boordevol is als de wereld of
de plek onder mijn bed. vanbinnen in mijn hoofd
gaat het zo zingen, want wat willen de dingen?
Bart Moeyaert. Uit: Jij en ik en alle andere kinderen. De verzamelde verhalen en kindergedichten. Querido, 2013.
Bovenstaand gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Gaatjes
tanden poetsen
met een lollie
en tandpasta
van hopjesvla

uit de douche
komt limonade
en de zeep
dat is een reep

met chocomel
was ik mijn haar
even soppen
en weer klaar

zo krijg ik gaatjes
in mijn tanden
in mijn hoofd
en in mijn handen.
Hans en Monique Hagen. Uit: Lichtjes in je ogen. Tekeningen Marit Törnqvist. Querido, 2014.
Een banaanmaan, groot groeien, moeilijke olifanten uit papier knippen, voor de eerste keer logeren, buikpijn: heerlijk heldere, korte gedichten over wat je als kind allemaal tegenkomt op een dag. Danstaal, kinderlogica, grappige zwart-wittekeningen, fijn boek om voor het slapen te lezen met peuters en kleuters.
Bovenstaand gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Ik mis je achter op de fiets,
ik mis je in de trein.
Ik mis je bij de H&M
en bij de Albert Heijn.

Ik mis je onder rekenen,
ik mis je onder lezen.
Ik mis je in de winter,
bij het voeren van de mezen.

Ik mis je als ik jarig ben
en als de oma’s komen.
Ik mis je als ik wakker lig,
ik mis je in mijn dromen.

Ik mis je zonder woorden,
elke dag en elke nacht.
Ik mis je als ik grapjes maak
en niemand om me lacht.

Ik mis je in de kamer,
als ik naar je foto kijk.
Ik mis je als we – ik en papa –
fietsen op de dijk.

Ik mis je op vakantie,
in ons huisje op de hei
en als we door de regen lopen
zonder jou erbij.

Ik mis je elke dag opnieuw
wanneer ik wakker word.
Ik mis je schoenen in de gang,
je beker naast je bord.

Ik mis jouw tandenborstel
naast de mijne in het glas.
Ik mis je voeten op de trap.
Ik mis je blauwe jas.

Ik mis jouw kleren in de kast,
je broeken en je truien.
Ik mis je geur, ik mis je stem,
ik mis je boze buien.

Ik mis je bij je graf
als ik je naam zie op de steen.
Ik mis je als ik samen ben
met papa, en alleen.

Ik mis je als ik ijsjes eet,
en appels en bananen.
Ik mis je als ik huilen moet,
ik mis je zonder tranen.

Ik mis je als je jarig was
en iedereen er is.
Ik mis je als ik eventjes
niet merk dat ik je mis.

Ik mis je als ik keelpijn heb,
ik mis je als ik val.
Ik mis je nergens echt het ergst,
maar altijd overal.
Bette Westera. Uit: Doodgewoon. Illustraties Sylvia Weve. Gottmer, 2014.
Dichters grossieren in gedichten over de dood. Maar over die onontkoombare gast schrijven zoals Bette Westera in dit boek doet is weinigen gegeven.
Onopgesmukt, treffend en onomwonden, nergens kinderachtig, lichtvoetig zoals in het slotvers ‘Hier lig ik dan/begraven in een grazig stukje groen/en denk wat ik al eerder dacht:/de dood is goed te doen’, maar in andere verzen zoals hierboven knijpt het door.
Westera gaat niets uit de weg, ook een ongemakkelijk onderwerp als zelfdoding niet, en doet dat met fijnzinnige precisie: ‘Ze kon niet meer ontvangen/wat wij haar wilden geven/Ze trok de stoute schoenen aan/en stapte uit het leven.’
Er is een te vroeg geboren baby, er zijn dode grootouders en huisdieren en er is een overleden klasgenootje. Er is tante An die haar tiran van een echtgenoot in een vaas op de kast heeft staan en er is een gedicht over Fiesta de los Muertos, het Feest van de Doden, begin november: ‘Vanavond gaan we dansen op de graven/vanavond is het feest voor iedereen/We plukken wilde bloemen, we versieren oma’s steen/we maken lekker eten klaar en brengen het erheen.’
Nergens wordt het soepele eindrijm irritant, metrisch kloppen de gedichten als een bus. Vormgeving en illustraties zijn meer dan bijzonder, vertellen hun eigen verhaal en voegen daarmee iets toe aan de gedichten.
De dood zal niet plotseling een gewenste gast zijn, maar dit boek maakt hem in elk geval gewoner. Het verdient een groot publiek, van kinderen zowel als volwassenen.
Leeftijd 5+

Hij is er,
dan vertrekt hij weer.
Ertussen duurt maar even.
Kan dat niet andersom? –
een jaar cadeautjes geven?
Zien we Sinterklaasje
op 4 december gaan.
Niet erg,
een dagje wachten:
de zesde komt hij aan.
Edward van de Vendel. Uit: Superguppie is alles. Querido, 2014.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Begraaf je gezicht in je handen
Omdat we de rivier zijn overgestoken en de wind slechts
een uitrol van kleumende kou biedt en we ons mak hebben
aangepast en niet langer hopen op meer dan we kregen
en ons niet eens meer afvragen hoe we hier zijn beland,
laat het ons koud dat alles anders liep dan we verwachten.
Het is onmogelijk de mist waarin we leven te verdrijven,
te weten dat we weer een dag hebben verdragen. De stille
sneeuw van gedachten smelt al voor hij kan blijven liggen.
Geen mens weet waar we zijn. De poorten naar nergens
vermenigvuldigen zich en het heden is zo ver weg, zo
ontzettend ver weg.

Bury your face in your hands
Because we have crossed the river and the wind offers only
a numb coiling of cold and we have meekly adapted,
no  longer expecting more than we have been given, nor
wondering how it happened that we came tot his place, we
don’t mind that notthing turned out as we thought it might.
There is no way to clear the haze in which we live, no way
to know that we have undergone another day. The silent
snow of thought melts before it has a chance to stick. Where
we are is anyone’s guess. The gates to nowhere multiply and
the present is so far away, so deeply far away.
Mark Strand. Uit: Bijna onzichtbaar (Almost invisible). Vertaling: Wiljan van den Akker en Esther Jansma. Van Oorschot, 2011. 

Als ik de zee was, zou ik aan komen rollen
dat lijkt me wel geinig als  ik zo begin.
En net voordat je voor mij weg wilde hollen
trok ik me weer terug, de branding in.

Als ik de zee was, liet ik schelpen aanspoelen
speciaal voor jou, zoek de mooiste maar uit
die jij wilt bewaren en in je hand wilt voelen.
Ik zorgde daarbij voor zacht ruisend geluid.

Als ik de zee was maakte ik zandribbels met water
die ’s avonds glimmeren bij de ondergaande zon.
En dan herinner jij je veel en veel later
hoe jij daar uren naar kijken kon.
Karel Eykman. Uit: Was ik zee. De mooiste liedjes en gedichten. Tekeningen Sylvia Weve. De Harmonie, 2014.
Een verzamelbundel van de gedichten en liedjes van Karel Eykman: die was er nog niet. Best raar als je bedenkt dat hij de afgelopen 50 jaar meer dan 1000 teksten schreef voor radio, tv en jeugdtheater. Gedichten en liedjes in nuchtere of heel fysieke taal, verstaanbaar, poëtisch of zachtmoedig, soms in rauw straatdialect, altijd hoopvol.
Leeftijd: 6-18 (staat er officieel). Maar met hetzelfde gemak zeg je: 6-99.

 

Ik heb een poes, die heet Minoes.
Ik heb een rat, hij is behoorlijk zwart.
Ik heb een konijn, dat heet Nijn.
Ik zeg boe. Dat heeft te maken met het laatste dier, een koe.

Dat zijn al mijn dieren.
Nee, grapje, ik heb alleen mieren.
Ik vind het leuk om dieren te
versieren
en dieren versieren betekent dat ik dieren
als mieren
aanschouw.
Mohamed (9) van basisschool Wereldkidz Tweesprong in Maarssen.