Mijn moeder zei: ‘Neem van mij aan:
Jongens zoenen is niks gedaan.
Van knuffels en kusjes in bioscopen
kun je de engste ziekten oplopen.’

‘Echt waar, mam? Al van één kusje?’
‘Je weet best wat ik bedoel, klein zusje!’

Vorige week woensdag, moet je weten,
was ik ma’s woorden even vergeten.
Ik liet bij ’t verstoppertje spelen
knappe Tom een kusje stelen.

Maar o wee! Dat viel vies tegen.
Ik heb mijn trekken thuis gekregen.
Nu lig ik, door dat tete-à-tete,
met Toms verkoudheid in bed.
Roald Dahl. Uit: Rijmsoep. Illustraties Quentin Blake. De Fontein, 1989/2011.
Het is vandaag Roald Dahl-dag. Dat is elk jaar op 13 september.

Maar ik heb het gisteren al gedaan ik heb
de glans in de glazen gelaten ik heb
het bestek weer eens opgewreven ik heb
gezegd wat er lekker zou worden ik heb
mijn handen gewassen gewassen ik heb
mijn handen gewassen ik heb
etiketten gelezen, ik ken ze, ik heb
me verzet tegen oorlog want dat het
gedaan moest zijn ja, met die onzin,
gehoopt heb ik ook en wel dat het een
aard had, geschikt en geschoven.
Jij bent.
Iets koekt al aan.
Joke van Leeuwen. Uit: Wuif de mussen uit. Gedichten en beelden. Querido, 2006.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido. 

‘There was this varkentje from Holland,
and this varkentje had a dream.
He wanted to be a turnkampioen,
but zijn voetbalvarkentjesteam
said: What? That is for whatjes!
You slingert alleen maar wat rond,
and then do you zeker een badpakje aan
and then everyone kijkt naar je kont.””
“Ha ha ha ha ha ha ha,”
ze lachten long en breed.
But people,
ze knorden wel different
toen varken zijn oefening deed.
Want hij won dus a golden medaille.
Zijn dream came hartstikke true.
So I say to you: Beste children,
if varken het kan,
why not you?
I say: Blijf in jezelf believen.
I say: The world will giggle misschien,
but I say: Just follow the varkentje,
let the world your kontje maar zien.
Let varkentje be your voorbeeld!
Let varkentje be your man!
Oh, I say to you,
heel mijn biggetjesland:
You
oinksolutely
can!’
Edward van de Vendel. Uit: Ik juich voor jou. Illustraties Wolf Erlbruch. Querido, 2013.
Wat een gewaagd gedicht heeft Edward van de Vendel hier geschreven. Gewaagd, én geslaagd! Op het scherp van de snede gedaan: fantastisch, grappig en raar.
In zijn nieuwste dichtbundel ‘Ik juich voor jou’ gaat het over sport, en spel, maar zo dat ook onsportieve kinderen het leuk vinden en snappen. Het gaat over de magie van winnen, over stuntelaars en struikelaars, over springen en vallen, juichen en huilen. Absolute aanrader, deze bundel.
De illustraties van Wolf Erlbruch, opnieuw dieren in de rol van mensen, zijn dit keer helemaal goed en geslaagd.
Leeftijd 7+.

Een mevrouw die Haan heet. Een kip die Zwaan heet. Die een fiets wil voor haar verjaardag.
Mevrouw Haan bezoekt alle fietswinkels in de stad. Maar niemand heeft een fiets voor kippen.
“Een fiets voor een kip” denkt mevrouw Haan elke dag. “Zo moeilijk kan dat toch  niet zijn?”
En dan.. komt er een marskramer langs.
“Ik ben van alle markten thuis.
Ik repareer uw klokken,
verkoop katoenen veters,
knopen, ritsen, regenstokken.
Zonnebrillen voor de kat.
En schaatsen voor de hond.
Koppen zonder schoteltjes.
En kaarsen zonder lont.
Doosjes zonder lucifers
en kussen zonder slopen.”
Je raadt het al: mevrouw Haan bestelt een fiets voor Zwaan. Die wordt keurig op Zwaans verjaardag afgeleverd. Zwaan stapt meteen op.
Terwijl ze in volle vaart de heuvel afvliegt, klinkt in de verte het lied van de koopman:
“Ik ben van alle markten thuis.
Ik heb geknoopte kleden
en wagens zonder wielen
en trappen zonder treden.
Gitaren zonder snaren…
en fietsen zonder remmen…”
Daniel Barbot. Zwaan wil een fiets. Vertaling Bette Westera. Illustraties Sieb Posthuma. Gottmer, 2013.
Geestig prentenboek in kleurige karakteristieke Sieb Posthumastijl, prettig bewerkt door Bette Westera. Leeftijd 5+ 

De zon schijnt, het is heet.
Ik zit in hoed en hemdje
op de stoep.

Boven mij brandblauwe lucht,
beneden rode knetterstenen,
gloeiendgele zon op allebei mijn benen.

Wat ik altijd weet –
hoe sneeuw aanvoelt en regen valt –
ben ik vandaag vergeten.

IJsjes, water, bubbelprik!
Waterslangen, snel! Ik stik

als ik niet gauw kan zitten in een ijskoud bad,
om rimpelig en nat, vol kippenvel

te stappen op de stoep
die sist onder mijn tenen

en uit mijn hoofd storm, ijs en winterkou
voor altijd zijn verdwenen.
Diet Groothuis. Uit: Waar ik ben. Illustraties Merel Eyckerman. De Eenhoorn, 2012.
‘Circusdirecteur en andere gedichten voor kinderen’ gaat tot begin september met vakantie. 
Wil je voor de tussentijd lekkere zomerboekentips? Klik dan hier

Als mijn hersenstof onbeschreven is bij de geboorte, grift
er iets de instructies in: de buitenwereld of mijn dromen.

In de kiem bedenk ik mij bestaat er een voorziene liaison
tussen de kosmos en het brein, een elektrische stroom,

de verborgen kracht die mij gaande houdt.
Zijn. Als foetus droom en beweeg ik in utero

op het ritme van de droom van mijn moeder.
Waar is dit gedachtewiegen, nu ik klaarwakker ben.
Mark van Tongele. Uit: Lichtspraak. Atlas Contact, 2008.

Ik
Dit ben ik
Ik kan nog niet bij de bel
Ik weet dat ik niet achter een paard moet staan
Ik ben Meike
Ik droom niks
Ik lach om grapjes
Ik ben ik.
Meike Janssen 6 jaar, groep 3. Uit: Een gaatje in de wereld. De mooiste gedichten van kinderen 2012/2013. Illustraties Rosita van Eijsden en Anna Sikkes, Poëziepaleis, 2013.
Duizenden gedichten stuurden kinderen van 6-12 jaar afgelopen jaar op naar Het Poëziepaleis. 
De 100 mooiste, uitgekozen door een vakjury en een kinderjury, staan in dit boek. Heerlijk hebbenboek voor iedereen die van gedichten houdt.  

Posted by Picasa

Klagend ligt ze in haar bed
een glaasje water naast zich
voor het slikken van een maagtablet.

Niet dat ze iets heeft, maar ziek zijn vindt ze leuk.
Een beetje jeuk. Klappertanden, snotteren en snuiten.
Ze houdt van dokters, gips en grote spuiten.

Verheugt zich op een griepje,
een zweertje of een lief poliepje.

Op een wondje dat ze nog niet heeft,
plakt zij meteen een pleister.

Er komt nauwelijks visite
bij de oude vrijster,
die hoestend
onder ’n deken ligt.

Want bezoek krijgt als begroeting
niet gewoon een kus
maar echt heel vies
een natte nies
vol in het gezicht.
Jaap Robben. Uit: Als iemand ooit mijn botjes vindt. Illustraties Benjamin Leroy. De Geus, 2012.
Jaap Robben kreeg gisteren een Vlag en Wimpel voor dit boek. Van harte gefeliciteerd! 

Elders in de wereld houdt een bordercollie
duizend speeltjes uit elkaar. Onvermoeibaar
haalt ze bijna feilloos pop of rubber kip of bal
of frisbee enzovoorts te voorschijn vanachter
een gordijn, vanuit haar slimme hondenhoofd.

Ik weet inmiddels wel dat ik besta, dat falen
even weinig zegt als slagen, dat de meeste vragen
die beginnen met waarom verkeerde vragen zijn,
dat ik daardoor niet goed slaap en als ik slaap
hardnekkig van gordijnen droom.

Afgezien daarvan ben ik een hond. Iemand
leerde me de woorden, fluistert in mijn oor
over twee kamers en wat waarvandaan te
halen en ik ren en blaf en doe apport.
Ingmar Heyze. Uit: Ademhalen onder de maan. Podium, 2011.

…en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel.
Dit is een gouden boek. Letterlijk, want er zit goudsnee op de pagina’s. Maar ook figuurlijk. Want wat een titanenklus volbrengt Jan Paul Schutten hier.
Hij legt uit waarom we moeten applaudisseren voor een pantoffeldiertje. Omdat die iets kan wat zelfs een robot niet kan: LEVEN!
Hoe een bacterie er uit ziet. Soms als een piepklein helicoptertje met staart.
Hoe jij en ik zijn ontstaan. Van een, twee, vier, acht..
En dan begint het boek pas.
Want hoe oud is het heelal? Hoe reken je dat trouwens úit? En hoe is het universum ontstaan?
Schutten legt het haarfijn uit. Hij vertelt over darwinvinken en waarom die dezelfde voorouders hebben als jij, de kwal en de oorwurm.
Hij doet uit de doeken hoe de evolutietheorie in elkaar zit en waarom sommige mensen daar moeite mee hebben. Hij vertelt waarom pauwen zo’n lange staart hebben, ook al lijkt dat voor het voortbestaan van de soort helemaal niet nodig, en zelfs erg onhandig.
Hij vertelt hoe belangrijk genen zijn én hoe en waar leven is ontstaan. Hij schrijft over bombaardeerkevers, fossielen, dinosaurussen en Jos Grootjes uit Driel. En dat doet hij allemaal op een rustige, begrijpelijke verteltoon alsof je gewoon naast hem loopt in het bos.
Héél knap. Iedereen kan het snappen, ook kinderen van 8 of 10. Ook kritische vragen, of het allemaal wel echt waar is, komen eerlijk aan bod. Dit is een boek dat je gewoon in huis moet halen.
Jan Paul Schutten. Het raadsel van alles wat leeft en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel. Illustraties Floor Rieder. Gottmer, 2013.