Vroeg in de vroegte
op eerste paasdag
sta ik te denken
aan wat ik net zag:
Mama die bezig was
eieren te leggen.
In de tuin
en de struiken.
En – moet ik het zeggen?
Dat ik toen een kip zag?
De kip van de buren.
Die blij was:
dat ei was
precies wat ze wil.

Dus nu zit ze te broeden
en ik sta hier stil.
Ik sta hier te denken,
zonder geluid,
komt daar een melkchocolade kuikentje uit?
Allemaal raadsels.
De raadsels van Pasen.
En dan begin ik niet eens…

…over dat met die hazen!
Edward van de Vendel. Uit: Opa laat zijn tenen zien. Illustraties Floor de Goede. Querido, 2008.
Behalve over eieren en hazen gaat Pasen over doodgaan en leven, zoals in het verhaal van  Jezus. De paaseieren en de paashaas komen uit voorchristelijke culturen en symboliseren het wakker worden van de natuur na de winter.

Er ligt een sneeuwbal op mijn bord.
Hij knalt open. Er komen vlokjes
uit. De vlokjes praten tegen mij.
Ze zeggen: “eet ons niet op.
Ga met ons spelen.
Gooi ons weg. Of maak iets van ons.
Maar eet ons niet op.
We liggen hier maar op een bord.
Breng ons naar buiten”.
Ik zeg: “nee”.
En wat gebeurt er?
Hap.
Dit gedicht is geschreven door William van de Mheen (10) uit Eemdijk. 

Bij ons in het circus, hier in de piste
werken uitsluitend wereldartiesten.
Nog enkele kaartjes, komt u snel binnen.
Hoor de muziek, de show gaat beginnen!

Hooggeëerd publiek,
hier is Zorba de Griek, wereldberoemd acrobaat.
Kijk eens hoe soepel hij door een brandende hoepel
achterstevoren een saltootje maakt.
Koos Meinderts. Uit: Bij ons in het circus. Illustraties Annette Fienieg. Lemniscaat, 2013.
Na ‘Bij ons in de straat’ is er nu ‘Bij ons in het circus’. Korte, originele, ritmische rijmen met heerlijke platen over muis Mighty Mouse, olifant Hannibal uit Rome en jongleur Joli-Coeur.
Deze serie mag wat mij betreft nog wel even doorgaan. Leeftijd 6+.

Boer Boris heeft een boerderij.
Daar hoort 1 grote tractor bij.
Daar rijdt hij mee over zijn land
en maakt er sporen mee in ’t zand.

Boer Boris heeft een boerderij.
Daar horen ook 2 schuren bij.
In de ene wordt het hooi bewaard…
[…]
Ted van Lieshout. Uit: Boer Boris. Illustraties Philip Hopman. Gottmer, 2012.
Het tellen gaat door in dit eerste deel van Boer Boris. Leuk boek voor kinderen die (willen) leren tellen, met rustige en soms erg grappige prenten van de schapen, koeien, muizen en vogelverschrikkers die op de boerderij wonen.
In juni volgt deel 2 van Boer Boris.
Leeftijd 3+

Rare mensen
scheve bomen
en vreemde vogels

zijn er
met hopen
op het eiland Qrom

en ze zijn allemaal
zo krom
als een tros
bananen

De mensen lopen krom
tegen de wind
met hun kraag recht
en hun neus plat
op de grond


Zo was er Hank
Ooit
lang geleden
was hij piraat


Hij had een vogel
die sprak
in zijn plaats
in geuren en kleuren
Zijn naam was Joek
Stephan Dierickx. Uit: De kronieken van Qrom. Illustraties Judith Vanistendael. Lannoo, 2012.
Prentenboek met sterke, sfeervolle prenten van striptekenaar/ illustrator Judith Vanistendael en rommelig, incoherent verhaal over het verlaten eiland Qrom waar op een dag een kist aanspoelt, waarna voor de bewoners alles verandert. De teksten worden als poëzie gepresenteerd, maar zijn daarvoor te weinig muzikaal. Leeftijd: 7+.

Moeder, iets groens, waar geen hek omheen staat,
is dat nu ‘buiten’?
Of is alles zo recht, met een sloot en een doelpaal
en wachters, die ’s avonds gaan sluiten?

Aan het eind van lijn negen, daar is ook zowat
het eind van de huizen,
maar waar ik verleden zomer nog zat
daar liggen nou buizen.
Het is net of de steen veel rooier wordt
aan het eind van de stad,
en of het weer veel mooier wordt
dan je ’t binnen had.
Maar de bomen zijn kleiner
en toch is het fijner
dan ’t kerkhof met die kruisen.
Ik ga samen met Piet
op het voorbalkon, tussen de mensen d’r benen.
De conducteur, die ziet ons niet
en aan ’t eindpunt zijn we verdwenen.
Maar een keer heeft ie ons gezien;
dat kwam door Piet, dat loeder,
en die vent heeft niet eens naar ons kaartje gevraagd,
wat een stommerik, hè moeder?
J.M.W. Scheltema. Uit: Chansons, gedichten en studentenliederen. Van Gennep, 1948.

Ik ben een regenbuienbloem
mijn vader plukt me van de straat.
hij is mega donderwolkenkwaad
door de moddertranen op mijn broek
en alle schone sokken zoek.
in de wasmasjien met mij.
30 graden, zo voorbij.

opgevouwen
lig ik voor het raam
ik damp een wolkje op het glas
ik schrijf mijn naam
en: help! ik was
een hond, wie laat me uit?!
wie redt mij uit de nood?
ik wil zwemmen in de goot.
zonder regen droog ik uit,
krijg ik gaatjes in mijn huid.

tring gaat de telefoon
mijn vader luistert, knikt en praat
hij let niet langer meer op mij
door die mobiele kletserij

en boven op mijn schone kop
zet ik mijn regenfeestgezicht.
deurtje dicht en deurtje open,
gaan mijn benen met mij lopen.
gaan ze met me aan de haal
naar een volgend nat verhaal.
Mary Heylema. Uit: Wie heeft hier met verf lopen smijten? Querido’s Poëziespektakel 3. Samenstelling Ted van Lieshout. Querido, 2010.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

O, ik weet wel hoe tanden verdwijnen.
Eerst wat gebungel,
en dan wat geklungel
met je tong, net eronder.
En dan trekken en wrikken en dan
zit je zonder.
Maar wie weet
hoe er daarna weer nieuwe verschijnen?
In de nacht?
Onverwacht?
Misschien zakken ze zacht
uit je kaken omlaag?
Hoe moet dat, wie doet dat?
Antwoorden graag.
Edward van de Vendel. Uit: Hoera voor superguppie. Illustraties Fleur van der Weel. Querido, 2010.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Een slak heeft maar één voet.
Dat snap je niet goed.

Maar één voet!
Eén voet om te gaan.
En niet eens een been om op te staan.

En ze zeult met een huis.
Op haar rug.
In een wei.
Of in een tuin.
Die van jou of die van mij.

En soms kruipt ze een boom in.
Met pak en zak.
En met een huis dat weegt.

Ja, zó sterk is een slak.
Geert de Kockere. Uit: Een vink zegt sus. Speelse dierengedichten. Illustraties Geert Vervaeke. Lannoo, 2012.