Veel Pieten werken voor Sinterklaas.
Groot en klein, dun en dik.
Hij kan ze allemaal de baas.
Behalve eentje, en dat ben ik.

Mijn naam is Pietje Pech.
Ik ben de ergste van allemaal.
En vergeef me dat ik het zo zeg.
Ik maak veruit het meeste kabaal.

Karweitjes verpest ik altijd weer.
Ik kan er helemaal niets aan doen.
Maar telkens opnieuw gebeurt het weer.
Alles gaat fout, en ik ben de oen.

Verstop ik me dan op een verre plek,
in een kast of achter een heg,
dan stap ik pardoes in de verse drek.
Daarom heet ik dus Pietje Pech.
Inge Bergh en Inge Misschaert. Uit: Het grote Sinterklaasboek. Illustraties Jurgen Walschot. 
Een stakende Sint, een gat in de romp van de stoomboot, het adres van Sinterklaas, rijmpjes over het nieuwe paard, weetjes zoals waarom we iets in onze schoen stoppen met Sinterklaas, recepten van Piet Kok zoals van speculaas en die rare, ouderwetse zak, je vindt ze in dit boek.

Het is bijna Sinterklaas. Wat moet je vragen? Je hebt toch alles al?
NEE!! Er zijn vast een paar HELE MOOIE BOEKEN die je niet hebt. Vraag je die toch.
Lekker makkelijk.
Hier zijn ze, de mooiste gedichtenboeken van 2012.
Gedichten ja.
Lekker kort. Dat is superhandig voor kinderen die ook nog elke dag naar school moeten, willen wii-en, gamen, buiten spelen, televisie kijken, kletsen, shoppen, hun kamer moeten opruimen en ruzie met hun vervelende broertje of zusje willen maken.
Ook goed voor volwassenen trouwens.
Gedichten dus. Omdat ze kort en zo mooi zijn.
En zo fijn precies snappen wat je voelt, denkt, doet en zou willen.
Hoe angst klinkt.
Schrijver: Hans Hagen. Uitgever: Querido, 2012.  Voor iets oudere kinderen, ongeveer
12+. Niet alleen over angst, ook over vrijen, danszand en een vriend of vriendin zoeken.
vlinder
slapen dromen
zachtjes wiegen
als een vlinder
vredig vliegen

broos en roze
vleugels lang
voor de toekomst
nog niet bang

de wereld wacht
soms zoet soms rauw
de wereld wacht ja
wacht op jou.

Er zit een feest in mij. Querido´s poeziespektakel 5.
Samenstelling: Ted van Lieshout. Uitgever: Querido, 2012. Heel veel lekkere gedichten voor kinderen en grote mensen die zich soms kind voelen. Leeftijd 9+.
Zusje
wat een groot pakket
werd er bezorgd

met trillende handen
maak ik het open

er zit een zusje in
helemaal opgevouwen

leuk
dat wil ik al heeeel lang

nu maar water geven
en wachten

tot ze kan praten
en kan zeggen

hoe ze heet.
Gijs van der Hammen.
Als iemand ooit mijn botjes vindt.
Schrijver: Jaap Robben. Illustraties: Benjamin Leroy. Uitgever: De Geus, 2012.
Grappige gedichten van (bijna) vergeten woorden, die opeens diertjes lijken. En heeele vreemde tekeningen erbij. Leeftijd: 7+
Labbekak
Zitzak zonder botten.

Hun bekken
lijken slappe grotten
die wachtten tot de adem uit zichzelf
naar binnen zweeft.

Een labbekak droomt meer
dan hij beleeft.

Doet alleen zijn ogen open
om die daarna
weer dicht te laten zakken.

Ze worden ongemerkt steeds dikker,
niet omdat ze zo veel eten,
maar te lui zijn om te kakken.
Aan de kant, ik ben je oma niet
Schrijver: Bette Westera. Illustraties: Sylvia Weve. Uitgever: Gottmer, 2012. Grappige rijmen over mensen in een bejaardenhuis. En over hun levens toen ze jong en wild waren. Leeftijd 4+.
Mevrouw Van Veen van kamer 1
is haast de hele week alleen.
Ze leest een boek, ze kijtk tv,
ze drinkt een kopje koffie mee
omdat het van de zusters moet.
Alleen-zijn vinden die niet goed.
Dus staat ze op, mevrouw Van Veen,
en babbelt wat met iedereen.
Maar na de koffie of de thee
gaat ze weer terug naar haar tv.

Wij zijn bijzonder. Misschien zijn wij een wonder.
Schrijver: Ted van Lieshout. Illustraties: Ted van Lieshout. Uitgever: Leopold, 2012.  Leeftijd: 5+
Iedereen is een beetje apart in dit boek. Een meisje wil schroeven en trappen en schoppen, een klas wil een dictee, een varkenskindje friet.
Er was eens een kleine mopperkont
die boos was op zijn moeder,
omdat hij nooit iets lekkers kreeg,
behalve varkensvoeder.

Waar ik ben. Kinderen voor kinderen en anderen.
Schrijver: Diet Groothuis. Illustraties: Merel Eyckman.  Uitgeverij: De Eenhoorn, 2012. Leeftijd 6+.
Gedichten met en zonder rijm over alles waar je tegen aan kunt lopen als kind. Dat je speelveldje er opeens niet meer is. Dat je poes doodgaat. Dat je je verveelt. Je hardstikke kwaad bent. Zo kwaad als een draak. Of je je vader en moeder mist als ze dood zijn. En nog veel meer.
Het allermoeilijkst
Echt moeilijk is
achterstevoren een heuvel ophuppelen.

Vooruit naar beneden
gevaarlijk makkelijk, bijna over de kop.

Vooruit heuvel op
trekt zwaartekracht aan je benen.

Het allermoeilijkst is
omlaagachterstevorenhuppelend.
Makkelijk he, een leuk Sinterklaascadeautje bedenken! 

Soms hebben geuren kleuren.
Neem bijvoorbeeld mij nou:
Na een bad ruik ik lichtblauw.

Roze geurt mijn tante,
rood ruik ik als zij mij zoent.
Groen hangt om geraniums,
oranje om een gepoetste schoen.

Paars snoof ik eens op
toen ik naast een opa stond.
Wie een toverbal eet ademt
gekleurde wolkjes in het rond.

Uit een doos kleurpotloden
komen ongelogen
honderd kleine regenbogen.
Bas Rompa. Uit: Pannetje van papier. DiVers, 1999.

Het was een ijzige dag.
We begroeven de kat,
pakten toen haar mand
en staken die in brand

in de achtertuin.
De vlooien die ontkwamen
aan aarde en vuur
kwamen om van de kou.
William Carlos Williams. Uit: Even dit. Vertaling Huub Beurskens. Meulenhoff, 2006.

Engels origineel:
It was an icy day.

We buried the cat,
then took her box
and set fire to it
in the back yard.
Those fleas that escaped
earth and fire
died by the cold. 

Ons laatste voetbalveldje: kwijt,
plannen voor een nieuwe wijk.
De kikkersloot met dril:
verboden toegang sinds april.
Ons huttenbouwenbosje mogen we niet in.
Daar zitten vieze mannen.
Het park voor struikverstoppertje
is platgemaakt. Er komt een weg.
Alles eerlijk delen, zegt mijn moeder.
Maar kinderen hebben zeker pech?
Niet zeuren dan, dat ik alleen nog maar wil gamen.
Wat moet ik anders doen? Een tijgerjonkie nemen?
Diet Groothuis. Uit: Waar ik ben. Illustraties Merel Eyckerman. De Eenhoorn, 2012.
Lees of beluister hier en hier de radiocolumn ‘Buiten spelen’ in radioprogramma Vroege Vogels, zondag 18 november op radio 1. 

Sint-Nicolaas en de drie kinderen
Drie kinderen gingen hand in hand
om bloemen te plukken op het land.

De dag was al voorbijgegaan,
ze kwamen bij een slachter aan.
‘Hebt u voor ons een bed, meneer?”
‘Ja, kom dan, kom, ’t verheugt me zeer.’

Nog voor er eentje rustig zat,
sloeg hij ze dood en dat was dat.
Toen stopte hij ze bout na bout
als varkens in een vat met zout.

Sint-Nicolaas passeerde daar,
het was precies na zeven jaar.
Bij ’t slachtershuisje streek hij neer:
‘Hebt u voor mij een bed meneer?’

‘Ja, kom dan, kom, Sint-Nicolaas,
al is dit geen paleis, helaas.’
Nog voor Sint-Nicolaas rustig zat,
vertelde hij dat hij honger had.

‘Wilt u een boterham met kaas?’
 ‘Dat lust ik niet,’ zei Sinterklaas.
‘Een broodje ham of fricandeau?’
“Nee, daarvan houd ik ook niet zo.’

Het vlees waar ik het meest van houd,
dat zit al zeven jaar in ’t zout.’
De slachter had het goed gehoord
en rende in doodsangst naar de poort.

”t Is zinloos om te vluchten, man.
Berouw is wat jou redden kan.’
Sint-Nicolaas is naar ’t vat gegaan
en hield er drie vingers tegenaan.

‘Dag, kleine slapers die ik zie
word maar eens wakker, alle drie!’
En met drie vingers uitgestrekt
heeft hij ze uit de dood gewekt.

De eerste zei: ‘Wat sliep ik zacht.’
De tweede had dat ook gedacht.
Het derde kindje zei bedeesd:
‘Ik ben in ’t Paradijs geweest.’

Drie kinderen gingen hand in hand
om bloemen te plukken op het land…
Saint-Nicolas et les trois petits enfants. Anoniem.
Willem Wilmink. Uit: Verzamelde liedjes en gedichten. Prometheus, 2010.
Meer info over de heilige Nicolaas: klik hier

Nu dragen kinderen, groot en klein,
een lampion vol maneschijn:
je ziet ons door de straten gaan,
je kunt ons lied nog niet verstaan,
kunt ons liedje nog niet verstaan.

Wij vragen iedereen beleefd
of hij wat lekkers voor ons heeft,
wij lopen door de duisternis
omdat het 11 november is,
dus omdat het Sint-Maarten is.

Als we iets krijgen, loopt ons koor
met alle lampions weer door,
als ons niet open wordt gedaan,
dan blijven wij gewoonweg staan,
blijven wij vannacht hier staan.
Willem Wilmink. Uit: Verzamelde liedjes en gedichten. Prometheus, 2010.

De bozbezbozzel lijkt wat op
Een jenk, maar heeft een klein’re kop.

Zijn poten staan steeds twee aan twee
Als eenmaal bij het stekelree.

Hij hinnikt als een maliepaard,
En als het sneeuwt heeft hij een staart.

Wanneer die staart zijn kop zou zijn,
Was hij precies een spieringzwijn.

En als hij zeven staarten had,
Een kolossale kolbakrat.

Nu lijkt hij nog het meeste op
Een jenk, maar met een klein’re kop.
Cees Budding. Uit: Gedichten 1938/1970, De Bezige Bij, 1971.

Snottebel Lies heeft van die snottebellen
die altijd uit haar neus hangen als slakken,
ze slurpt er af en toe wat van naar binnen
en gaat er dan hardop mee zitten smakken.

Snottebel Lies zit zo vol vieze vlekken
dat ze een lopend vuilnishoopje lijkt.
Ze heeft ook griezelige lange zwarte nagels
en héél lang haar dat tot haar knieën reikt.

Er zitten in die haren heel wat luizen,
en o, wat hebben die het naar hun zin.
Het lijkt wel of ze in een klimrek wonen,
ze slingeren en klauteren erin.

Snottebel Lies wast zich alleen met spuug
en doet dan of haar haar een handdoek is.
Zo ondertussen lijkt het wel een dweil
die stinkt naar duivepoep en ouwe vis.

En als ze ’s avonds in haar bedje ligt,
dan steekt ze ook haar neus nog in die haren
en veegt haar snottebelllen eraan af,
want wat ze lekker vindt, wil ze bewaren.

Snottebel Lies staat overal bekend
om die afgrijselijke snottebellen.
Maar ik kan, omdat ze mijn nichtje is,
nog iets veel smerigers van haar vertellen.

Snottebel Lies moet voor ze slapen gaat
namelijk ook nog even voor een plas.
En wat ze dan doet, jasses, getsiederrie,
het is te vies voor woorden, hou je vast.

Wat doet ze dan? Wat doet dat vieze kind?
Het is zo goor, het is om van te gillen:
in plaats van pleepapier haalt Snottebel Lies
haar lange haren langs haar blote billen.
Mensje van Keulen. Uit: Tikken tegen de maan. 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen. Verzameld door Joke van Leeuwen. Ons Erfdeel vzw, 2012/Snottebel Lies, Querido, 1994.


Heksenkost
Spinnenpoten met wat lavas,
kippenkop in paddenbloed.
Mix een handje egelstekels,
fruit een ei in snottebrei.
Kraaienklauwtjes, knoflook, wortel,
en een pondje rauwe prei.
Roeren, malen, stampen, zeven
laat je vijand maar vast beven.
Slakkenvlees en kattenhaar,
larvensnot met koeienblaar.
Rattenstaartjes, even hakken, 
zachtjes bakken, zout erbij.
Vuurtje stoken, netels koken.
In een ketel alles mengen
met een pondje zwart venijn.
O, wat zal dat lékker zijn.
Diet Groothuis. Uit: Waar ik ben. Illustraties Merel Eyckerman. De Eenhoorn, 2012. 
Het is vanavond Halloween. De naam ´Halloween´ is afgeleid van Hallow-e’en,
oftewel All Hallows Eve (Allerheiligenavond), de avond voor Allerheiligen op 1 november/Allerzielen op 2 november.
Op het eiland Groot-Brittannie werd Halloween vooral door de Kelten gevierd. In
de Keltische kalender begon het jaar op 1 november, dus 31 oktober was oudejaarsavond. De oogst was binnen, het
zaaigoed voor het volgend jaar lag klaar dus er was tijd voor een vrije
dag, het Keltische Nieuwjaar of Samhain (uitspraak Saun,
het Ierse woord voor de maand november).
De Kelten geloofde dat die dag de geesten van alle gestorvenen van het afgelopen jaar terug kwamen
om te proberen een levend lichaam in bezit te nemen. Om de geesten af te weren droegen de mensen maskers maar ze legden voor hun deuren ook voedsel voor ze neer.  Toen de Romeinen Groot-Brittannië
binnenvielen, vermengden ze de Keltische tradities met die van henzelf, zoals de viering van de oogst en het eren van
de doden.