Bent u een dichter?
Ja, dat ben ik.
En hoe weet u dat?
Ik heb een gedicht geschreven.
Als u een gedicht hebt geschreven, betekent dat dat u een dichter was. Maar wat nu?
Ik zal nog eens een gedicht schrijven.
In dat geval zult u misschien nog eens een dichter zijn. Maar hoe zult u weten dat het een gedicht is?
Het zal net zo’n gedicht zijn als het laatste.
Dan zal het zeker geen gedicht zijn. Een gedicht is maar eenmaal en kan niet nog een keer net zo zijn.
Ik denk dat het net zo goed zal zijn.
Maar dat kunt u niet denken. Ook de kwaliteit van een gedicht is maar eenmaal en hangt niet van u af, maar van de omstandigheden.
Ik neem aan dat ook de omstandigheden net zo zullen zijn.
Als u dat aanneemt, bent u nooit een dichter geweest en zult u dat nooit worden. Waarom denkt u dan dat u een dichter bent?
Tja, ik weet het eigenlijk niet…
En wie bent u?
Miroslav Holub. Vertaling uit het Tsjechisch door Jana Beranová. Uit: De geboorte van Sisyphus. Een keuze uit de gedichten en andere teksten. Bezige Bij, 2008.
Toen ik twaalf was
hield ik het meeste
van bossen vol beesten
en van slapen in het gras.
Daar staan nu huizen, want
dat was duizend jaar geleden.
Wat bos was en weiland
is nu bebouwd en bereden.
Was ik maar een kilometer
lang, dan kon ik alles beter
overzien en misschien verdragen,
en dan kon ik mij vol onbehagen
uitstrekken over die daken
en die woninkjes fijn kraken
alsof ze schelpjes waren,
hun huisdiertjes uit mijn haren
kammen, miertjes die zo merkwaardig
menselijk waren
maar zoveel aardiger
zoals ook de wereld leek
wanneer ik de dom
van Utrecht beklom
en omlaag keek.
Leo Vroman. Uit: Gedichten 1946-1984. Querido, 1985.
Morgen word ik verliefd.
Morgen, ik voel het, want vandaag
was al zo anders dan anders.
Morgen word ik verliefd.
Of overmorgen, want ik slaap nooit goed
als ik verliefd word en ik wil vannacht
nog wel goed slapen.
Overmorgen word ik dus verliefd.
Ja, overmorgen. Of de dag daarna.
Als ik uitgeslapen ben.
Gerard Berends. Uit: Zwemmen met je kleren aan. Scheurkalender Jeugdpoëzie. Samenstelling Karel Eyckman en Ineke Holzhaus. Van Gennep. 2010.
Jij bent ziek
en ik ben een genezer.
Geen paniek
ik maak je beter.
Zeg me waar de pijn is
en of die groot of klein is.
Links, rechts? Onder, boven?
Iets verrekt? Iets verschoven?
Op dit plekje? In dat bobbeltje?
Pijn speelt graag verstoppertje.
Ik tel tot tien en draai me om.
Roep me als de pijn
tevoorschijn komt.
Hop! Ik trek hem uit je vel.
Ik gooi hem op de grond.
Ik trap hem
in de prak!
Kijk! De pijn is leeg!
De pijn is plat!
Je bent weer zo
gezond als wat.
Frank Adams. Uit: Als de bomen straks gaan rijden. Illustraties Milja Praagman. De Eenhoorn, 2011.
Een bij zoemt door de wei.
Zoem zoem zoem.
Ze zoekt een bloem.
Dat doet een bij.
Wat zou ze anders in een wei?
Toch niet bij de koe op de thee?
Dat is echt niets voor een bij.
Nee, ze wil een bloem uit de wei.
Zoem zoem zoem, doet de bij.
En soms ook eens boem.
Dan had ze pech.
Dan stond er een koe in de weg.
Geert de Kockere. Uit: Een vink zegt sus. Speelse dierengedichten. Illustraties Geert Vervaeke. Lannoo, 2012.
Simpele, grappige, lichte versjes over een vink, een jak, een vlo, een slang, een rat en nog veel meer dieren. Soms wat te simpel, vaak vrolijk raak. Behalve die over een schaap, schapen zijn niet dom! Hoewel, dat ze hun wollen trui niet meer uit krijgen? Dat is waar.
Als de koning wakker wordt, dan gaat hij tandenpoetsen
En dan denkt hij: Zou ik van de leuning durven roetsen?
Maar dan ziet hij iemand en dan denkt de koning: Nee…
En dan komt hij binnen met zijn kroon en op zijn sokken
en dan vraagt de koningin: Hoe vaart u, mijn gemaal?
En dan zegt de koning: Bah, ik lust geen havervlokken!
En dan zegt de koningin: Wat is dat nou voor taal!
En dan wordt de koning treurig, zo treurig, zo treurig…
negen
en het regent buiten en hij heeft totaal geen zin.
De ministers komen en die zeggen heel verlegen:
Kijk, hier is de schatkist en er zit geen cent meer in!
En ze laten het hem zien en doen de schatkist open…
en dan komt het keukenmeisje haastig aangerend
om te zeggen dat de gootsteen niet meer door wil lopen
en dan komt de koningin en vraagt om dertig cent…
en dan wordt de koning zo treurig, zo treurig, zo treurig…
tenen,
stiekem op zijn tenen weg en niemand die het ziet…
En om twaalf uur roept de kok: De koning is verdwenen!
Iedereen gaat zoeken, maar de koning is er niet…
en dan vraagt de koningin: Waar zat je toch zonet?
En dan zegt de koning: O, ik moest mij wat Bezinnen…
Ik heb zitten Werken en het Land is weer Gered!
En dan zijn ze zo blij, zo blij, zo blij…
En alleen maar ik en jij, jij en ik, wij weten
waar de koning al die tijd zo stiekem heeft gezeten.
Er was er ’s een moeder-fee.
En had ze kindertjes? Ja, twee.
Twee kleine feeënkindertjes
met vleugeltjes als vlindertjes.Ze waren beiden mooi en slank,
maar ’t ene kind was lelieblank,
zoals de feetjes wezen moeten
en ’t andere kind zat vol met sproeten.
De moeder was heel erg ontdaan.
Ze waste ’t kind met levertraan,
met katjesdauw, met tijgermelk,
ze doopte ’t in een bloemenkelk,
maar ’t hielp geen steek, o nee, o nee,
het was en bleef een sproetenfee.
M’n dochter, zei de moeder toen,
nu kan ik niets meer aan je doen.
Je bent als fee (zacht uitgedrukt)
volledig en totaal mislukt.
Ga naar de koning Barrebijt
en zeg daar: Uwe Majesteit,
m’n moeder doet de groeten.
Ik ben een fee met sproeten.
Wellicht neemt koning Barrebijt
je dan in dienst als keukenmeid.
Die man heeft altijd wel ideeën
voor min of meer mislukte feeën.
Het feetje ging direct op weg.
Het sliep ’s nachts in de rozenheg
en ’t prevelde de hele tijd:
O Sire, Uwe Majesteit,
m’n moeder doet de groeten.
Ik ben een fee met sproeten.
En toen ze aankwam in de stad
stond ze te trillen als een blad.
De koning opende de deur
en zei: Gedag, waar komt u veur?
zei ’t feetje: Uwe Majesteit,
m’n moeder doet de groeten.
ik ben een spree met foeten.Wel, sprak de koning heel beleefd,
ik zie wel dat u voeten heeft,
maar u bent, op mijn oude dag,
de eerste spree die ik ooit zag.
Toen heeft hij dadelijk gebeld
en ’t hele hof kwam aangesneld.
De koning zei: Dit is een spree.
Iets héél bijzonders. Geef haar thee
en geef haar koek. En geef haar ijs.
Ze blijft hier wonen in ’t paleis.
Nu woont het feetje al een tijd
aan ’t hof van koning Barrebijt
en niet als keukenmeid, o nee!
Ze is benoemd tot opperspree.
Ze heeft een gouden slaapsalet
en gouden muiltjes voor haar bed.
En alle heren aan het hof
die knielen voor haar in het stof.
Waaruit een ieder weer kan lezen
dat men als fee mislukt kan wezen
maar heel geslaagd kan zijn als spree.
Dit stemt ons dankbaar en tevree.
Annie M.G. Schmidt. Uit: Ziezo. Querido, 2004.
Het is Annie M.G. Schmidtweek 2012: over koningen die gaan verhuizen, driftige prinsessen en andere koninklijke figuren met al hun eigenaardigheden.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.
Op de boerderij
Eerst ga ik het varken wassen
dan ga ik de kippen kammen
en het bruine paard verrassen
met lekkere bruine boterhammen
Ik ga een heel klein lam optillen
ik ga de grijze ezel strijken
ik moet de dooie vos nog villen
en eens naar de mestvaalt kijken
Dan moet ik de pauw verschonen
en de grijze duif opvouwen
misschien daarna de egel klonen
en de muis laten miauwen
Ten slotte de konijnen lappen
en de boze bulldog blussen
dan nog uit mijn klompen stappen
en eindelijk eindelijk jou gaan kussen
Wiel Kusters. Uit: Zwemmen met je kleren aan, scheurkalender jeugdpoëzie, 19 oktober. Samenstelling Karel Eykman en Ineke Holzhaus. Van Gennep, 2010.
Een mooie dag om stilte te verscheuren
Een mooie dag om stilte te verscheuren.
Oud-strijders staan te beven aan de kant
de blikken op zwartwit – en het gebeurt.
Gewoon, omdat het kan. Omdat één man.
Het is de wet van Nederland. Bij ons
moet alles vroeg of laat een keer gebeuren
dus dan ook dit. Elkeen zoekt naar het licht
als hamsters in een bak met open deuren.
Ik heb vandaag mijn oorlogsland herdacht
en struikel voort in volle ongeremdheid
zozeer bevrijd dat ik een kind vertrap.
Vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde
in zijn soldatenpak. Hij huilt. Ik kijk.
Waar alles mag, is ieder vogelvrij.
Ramsey Nasr. Uit: http://www.ramseynasr.nl/web/DDVpagina/Een-mooie-dag-om-stilte-te-verscheuren.htm
FOTO
die razzia’s zijn foto’s
Daniël Meijerplein
de Duitse militairen
aan het treiteren zijn
bange man met keurige schoenen
jas en vlinderdas
over het plein gedreven
het daar een veemarkt was
daar staan drie Duitse soldaten
een spottend lachje bij
daar kijkt een vierde Duitser
toch beschaamd, opzij
je voor je zag die foto
de man met vlinderdas
je zou opeens ontdekken
het je eigen vader was
moet ik er ook aan denken
het die andere zoon vergaat
ontdekte, kijk mijn vader
die lachende soldaat
Een foto. Tekst Willem Wilmink. Muziek en zang Herman van Veen.