Stel je voor
je was van steen:
alles vast om je heen.
Stel je voor
je was van glas:
als je dan gevallen was.
Stel je voor
je was van ijzer:
de grote of de kleine wijzer
van de klok van Hindeloopen.
Stel je voor
ik kwam je kopen
maar ik kon je niet betalen,
want je was me veel te duur.
Dan hing je daar nu toch maar mooi
in die klokkenwinkel
aan de muur.
Ienne Biemans. Uit: Ik was de zee. Ill. Margriet Heymans. Querido, 1989.
Leeftijd 4+

Een schaap

een hoopje
wol
wolk
voor ik slaap
kijk ik
naar buiten
door het raam
zie ik
wolken
vol met wol
tel ik er een
tel ik er twee
owaah!
val ik in slaap
door dat wollige wolkenschaap.
Dit gedicht schreef Vito (groep 6) van de Camminghaschool in Bunnik tijdens de workshop Het Lied van de Lekkende Kraan. Dank je wel Vito. 

‘Vlieg op,’zei ik tegen Merel,

meteen zat ze tegen het plafond
net als laatst op de Dam toen ik ‘Smak niet’ zei (Smakt ze? Dat wil je
niet weten. Tot in Artis kon iedereen
horen dat ze popcorn liep te eten).
‘Prop,’ zeg ik alleen, zij van ‘Schop hebben? Knal voor je kop?’
“Vlieg op,’ zeg ik en daar ging ze
over de tram met de wind mee, ik durfde niks meer
te roepen, fietste weg. Niemand kon zeggen
als ze ’s avonds niet aan tafel zat
dat het iets met mij te maken had.
Eva Gerlach. Uit: Oog in oog in oog in oog. Illustraties Sieb Posthuma. Querido, 2001.

Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

‘Er zit een merel in de tuin.’

“Een kerel? “
‘Nee, een merel.
Twee merels.
Die bruine is een moeder.
Kijk, een nest vol
kleine hongerhalzen.
Die zwarte is een vader.’
“Een kater? “
‘Nee, een vader.’
“Nee echt, een dader, kater, daar,
er zit een kater in de tuin.”

Wiel Kusters. Uit: Zwemmen met je kleren aan. Scheurkalender jeugdpoëzie. Van Gennep, 2011.

Twee slakken gaan naar de begrafenis
Van een herfstblad
Met een zwart huisje
En een zwart lintje om hun hoorntjes
Gaan ze o een avond op weg
Op een mooie avond in de herfst 
Maar ach als ze aankomen
Is het alweer lente
De blaadjes die dood waren
Leven allang weer
En onze twee slakken
Zijn zo teleurgesteld
Maar daar is de zon
De zon die zegt
Neem toch even de moeite
En neem even plaats
EN neem een glaasje bier
Als u dat belieft
En neem als u dat wilt
De reisbus naar Parijs
Hij vertrekt tegen de avond
Dan zie je nog eens wat
En neem het niet zo zwaar
Luister wat ik zeg
Die rouwkleur maakt de ogen dof
En je wordt er ook niet mooier van
Al die verhalen over doodgaan
Zijn treurig en niks leuk
Trek toch weer iets kleuriges aan
Iets levendigs
Dan gaan alle dieren
Alle bomen alle planten
Zomaar zingen zingen zingen
Ze zingen uit volle borst
Ze zingen een echt levenslied
Een lied van de zomer
En iedereen zet het op een drinken
En zet het op een klinken
Het wordt een mooie avond
Echt een  mooie zomeravond
En de twee slakken
Gaan op weg naar huis
Ze zijn erg aangedaan
Ze zijn erg gelukkig
En omdat ze nogal wat op hebben
Slingeren ze een beetje
Maar daarboven aan de hemel
Waakt over hen de maan. 
Jacques Prévert. Uit: We schilderen een vogel. Vertaling Wim Hofman. Querido, 2001. 
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.
A l’enterrement d’une feuille morte
Deux escargots s’en vont
Ils ont la coquille noire
Du crêpe autour des cornes
Ils s’en vont dans le soir
Un très beau soir d’automne
Hélas quand ils arrivent
C’est déjà le printemps
Les feuilles qui étaient mortes
Sont toutes ressuscitées
Et les deux escargots
Sont très désappointés
Mais voilà le soleil
Le soleil qui leur dit
Prenez prenez la peine
La peine de vous asseoir
Prenez un verre de bière
Si le coeur vous en dit
Prenez si ça vous plaît
L’autocar pour Paris
Il partira ce soir
Vous verrez du pays
Mais ne prenez pas le deuil
C’est moi qui vous le dit
Ça noircit le blanc de l’oeil
Et puis ça enlaidit
Les histoires de cercueils
C’est triste et pas joli
Reprenez vous couleurs
Les couleurs de la vie
Alors toutes les bêtes
Les arbres et les plantes
Se mettent a chanter
À chanter à tue-tête
La vrai chanson vivante
La chanson de l’été
Et tout le monde de boire
Tout le monde de trinquer
C’est un très joli soir
Un joli soir d’été
Et les deux escargots
S’en retournent chez eux
Ils s’en vont très émus
Ils s’en vont très heureux
Comme ils ont beaucoup bu
Ils titubent un ptit peu
Mais là-haut dans le ciel
La lune veille sur eux.
Jacques Prévert. Uit: Paroles, 1946.
Tien kaketoes had professor Plantijn.
Dat waren wel beesten om trots op te zijn…
Hij ging naar zijn kaketoes in de kas,
omdat dit zo zijn gewoonte was,
en hij zei uit gewoonte, met brede lach,
de armen gespreid
en heel toegewijd:
‘Gevederde vrienden, goedendag!’

Zo gaat dat dag aan dag aan dag. De kaketoes krijgen er genoeg van. Wat kunnen ze doen? Ze smeden een plan. Maar de professor snapt er niks van.
Prentenboek met sublieme tekeningen en wat mindere teksten op rijm van Quentin Blake, vaste  illustrator van Roald Dahl, ook schrijver, leraar, cartoonist. In 2002 won hij de prestigeuze Hans Christian Andersen Award voor zijn hele oeuvre.  

Quentin Blake. Uit: ‘De kaketoes van Professor Plantijn’, vertaling Willem Wilmink. Lemniscaat, 2005. Leeftijd: 4+.
Meisje, mijn meisje, wees maar niet bang,
ik ben bij je, dicht bij je, wang tegen wang
Ik beloof je, geloof me, alles, echt alles
komt altijd weer helemaal goed.
Koos Meinderts. Uit: Het sneeuwmeisje. Tekeningen van Annette Fienieg. Lemniscaat, 2012.
Engel is een sneeuwmeisje . ’s Avonds in bed is ze bang. Dan zingt haar moeder  de winterkoningin dit liedje voor haar. Maar Engel wordt ontvoerd door de sneeuwgeest. Wie zal haar redden?
Wintersprookje van 

Op Youtube leest Koos Meinderts zelf het boek voor. Lekker om bij in slaap te vallen.

Je bent sinds ruim een jaar op deze wereld,
en op deze wereld is niet alles onderzocht
en onder controle gekregen.
Nu worden er dingen beproefd
die niet zelf kunnen bewegen.
Je moet ze daarbij helpen,
verschuiven, duwen,
wegnemen en verplaatsen.
Ze willen niet allemaal, de kast bijvoorbeeld,
het buffet, de onverbiddellijke muur, de tafel.
Maar neem het kleed op de koppige tafel
–  als je de randen goed beetpakt,
lijkt het niet wars van een ritje.
En op het kleed glazen en bordjes,
een kannetje melk, schoteltje, lepeltjes –
ze staan te popelen.
Heel interessant:
wat voor beweging zullen ze kiezen
wanneer ze eenmaal op de rand zullen wankelen:
een tochtje langs het plafond?
een vlucht rond de lamp?
een sprong op de vensterbank en vandaar in de boom?
Meneer Newton heeft hier nog niets te zoeken.
Laat hij maar toekijken uit de hemel en zwaaien.
Die proef moet worden genomen.
En zal.
Zou ze het zelf doen? 
Toekijken uit de hemel? En zwaaien?
Laten we voor de zekerheid terugzwaaien.

Wislawa Szymborska. Vertaling Gerard Rasch. Uit: Einde en begin. Meulenhof, 2011.