Heb je het kinderboekenweekgeschenk Bert en Bart redden de wereld al uit? Dan kun je hier verder lezen over Bert en Bart: vijf dagen lang Bert en Bart redden de bibliotheek

Foto:  ANP

Simon van der Geest is dit jaar de winnaar van de Gouden Griffel, de prijs voor het mooiste Nederlandstalige kinderboek.

De jury bekroonde zijn Odysseusbewerking Dissus en roemde het om de rake gevoelens en de virtuoze taal. Een klassiek verhaal in een gedurfd nieuw jasje van goede snit. Dissus getuigt van vakmanschap, passie, verbeeldingszin en schrijflust. Een dynamisch avontuur dat laat zien hoe zeer de literatuur leeft en hoe volwassen de jeugdliteratuur kan zijn’, aldus de Griffeljury. ”Schijnbaar nonchalant verwerkt hij herhalingen, alliteraties en binnenrijm tot ritmisch goed lopende verhalende dichtregels, die bijna muzikaal aandoen. Wie Dissus leest, danst op het ritme van de taal.”

Simon van der Geest (1978, Gouda) debuteerde als kinderboekenschrijver in 2009 met Geel gras. Dissus is zijn tweede boek. Hierin vermengt hij het verhaal van de held Odysseus met zijn eigen jeugd in een klein dorp.
Ook de illustraties van Jan Jutte krijgen een pluim van de jury. Zij passen volgens haar bij de dynamiek van het verhaal. Bovendien: ”De zwart-rode kleurstelling refereert aan de natuurlijke kleurtinten uit het oude Griekenland en legt hiermee ook een verbinding met het origineel.” Lees het Juryrapport van de Griffeljury 2011 (pdf, 190 kB).

Ik schop wat scherfjes aan de kant als ineens van binnen uit de glasbak
een stem klinkt,
hol en honingzoet:

‘Lieve Dissus, lieve Dissus,
vergeet niet, ik,
ik zal je nooit
vergeten, nee,
vergeet mij niet.
Kom maar dichter,
dichterbij.
Ik zal je helpen.
Hier. Van mij.’

En uit het gat van de glasbak
steekt een ranke arm, een hand,
ze houdt een colaflesje vast
met daarin een bruine drab

‘Kirke,’ stamel ik, ‘dankjewel,’
en terwijl ik het pak,
raak ik haar vingers, heel even maar,
en weg is de hand, de gloed, de stem

Hoe diep ik ook naar binnen tuur,
alleen maar scherven,
muffe lucht
en schimmelklodders jam
Simon van der Geest. Uit: Dissus. Illustr. Jan Jutte. Querido, 2010.
Krijgt Dissus vanavond op het Kinderboekenbal de Gouden Griffel 2011? Dat zou wel moeten. Het is  origineel, fantastisch geschreven en op alle fronten vernieuwend. Bovendien is het veel te lang geleden dat de Gouden Griffel naar poëzie ging. Ja, ik weet dat dat een oneigenlijk argument is. Het beste boek moet winnen. Dissus dus.
Nou vooruit. ‘Ik leer je liedjes van verlangen en aan je apenstaartje hangen’ van Bette Westera mag ook. Of het ‘Boeboek’ van Imme Dros. Al heeft de jury zich dan vergist.
Bovenstaand fragment is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Het papiertje ligt verfommeld voor Doenja op de grond. Uit het doosje haalt ze een zaklamp: een plat model, met een hendel eraan. Moet ze daaraan draaien? Ze slikt. Niet sip kijken. Denk aan Afrika. Daar zijn de kinderen nog veel slechter af. Zij zijn al blij met een ei bij het ontbijt. Ze mag niet ondankbaar zijn. Het doosje keert ze om. ‘Honderd keer draaien voor optimaal licht,’ leest ze hardop voor. 
Arja Veerman. Uit: Jackpot! Illus. Babiche. Clavis, 2011. Leeftijd 9-13.

Stel je vraagt een Nintendo voor je verjaardag. Die krijg je niet. Wel een staatslot. Wat doe je? 
Doenja aarzelt geen seconde. Ze wint toch nooit wat. Ze verkoopt het lot aan haar moeder voor twintig euro. Een geweldige vergissing. Haar moeder wint de jackpot van 13,1 miljoen euro en slaat compleet op tilt. Doenja bedenkt een plan.
Eigentijds, origineel debuut van Arja Veerman is met een ongelooflijke vaart geschreven in een uitgebeende stijl en hier en daar erg grappig  Personages hadden meer diepgang gemogen, het slot gaat te snel, de moeder is een karikatuur maar zo blijft er wat te wensen over voor een tweede boek. Veerman kan schrijven.
Regionale schrijfwedstrijd Utrecht en omstreken ‘Wat zou jij doen als je 1 miljoen wint?’ Schrijf jouw verhaal en win een staatslot, een boekenbon of een gesigneerd exemplaar van Jackpot! Zie Schrijfwedstrijd Jackpot!

Opnieuw
Eén gedicht is nooit genoeg –
tienduizend evenmin.
Het moet opnieuw, opnieuw,
opnieuw moet iemand schrijven
hoe verliefd, verdrietig, blij
hij – steeds opnieuw moet iemand
daar woorden voor zoeken en
die moeten bij elkaar zoals
ze nog nooit hebben gestaan.

Iemand moet dit lezen.
Steeds opnieuw
voor het eerst.
Kees Spiering. Uit: Wat je ziet zit in je hoofd. Samenstelling Jan van Coillie. Illustraties Kristien Aertssen. Davidsfonds/Infodok, 2011.
Ondertitel van dit boek: ‘De 100 mooiste kindergedichten van nu’. Samensteller Jan van Coillie heeft, zegt hij in het voorwoord, “de mooiste en leukste gedichten voor kinderen die verschenen tussen 2000 en 2010”,  voor deze bloemlezing uitgekozen. Criteria: “originaliteit, authenticiteit, de juiste spanning en vakmanschap”.
Het is echt een heerlijk gedichtenboek geworden waar je elke dag in wilt lezen, met een harde kaft, lekker dik papier, veel prikkelende fullcolour tekeningen en gedichten van bijna alle bekende Nederlandstalige kinderdichters van nu. Gedichten van Edward van de Vendel, Ted van Lieshout, Eva Gerlach, Hans en Monique Hagen, Jos van Hest, Jaap Robben, Gil Vander Heyden, Bette Westera, Leendert Witvliet, Johanna Kruit, Erik van Os & Elle van Lieshout, Riet Wille, Andre Sollie, mijzelf en nog meer. 
Ik mis alleen Imme Dros.  

Weet een regenworm wie hij is? Zijn wij mensen een soort apen? Waarom ben ik hier?

 Vanavond worden op het Griffeldiner de Zilveren Griffels 2010 uitgereikt. Winnaar in de categorie ‘Informatief’ is het boek ‘Ik! Wie is dat?’
“Wie je bent, wordt of wilt zijn, ligt niet meer vast bij je geboorte, maar het is ook niet zo dat je alles naar je hand kunt zetten. Vergelijk het met een bos. Eén enkele boom maakt geen bos, hoe hard hij ook zijn best doet. Er zijn een heleboel zaken die belangrijk zijn voor wie je bent, die je niet zelf in de hand hebt. Die worden je ‘gegeven’ door het leven. Je ouders bijvoorbeeld, kun je niet kiezen. Dat kunnen lieve, zorgzame en warme mensen zijn die je zelfvertrouwen en veiligheid bieden. Maar er zijn ook ongeduldige, koele of drukke ouders die weinig tijd hebben en je onzeker maken. Ook hoe je eruitziet, heb je niet voor het kiezen. Profbasketballer worden als je 1.68 m. bent? Helaas, dat gaat niet lukken. En ook een carrière als fotomodel is niet voor iedereen weggelegd.”
Wie ben je eigenlijk? Weet je dat zelf? Iedereen wil iemand zijn of iemand worden. Maar wie en waarom? Ben je wie je wilt zijn of speel je een rol? En hoe weet je wat je wilt? Door naar anderen te kijken en te luisteren? Of door zelf te filosoferen? Leer meer over jezelf in Ik! Wie is dat?, een boek geschreven door professoren van de Kinderuniversiteit van Tilburg.
•Wie ben ik? – door Erik Borgman en Diederik Stapel
•Ik, jij en wij – door Rein Nauta, Wim van de Donk en Ilja van Beest
•Ben ik een aap? – door Raymond Corbey
•Wij en zij – door Arie de Ruijter
•Waarin geloof jij? – door Herman Beck en Tineke Nugteren
•Ik, versie 2.0 – door Jaap van den Herik en Han Somsen
•Steeds meer ‘ik’ – door Gabriël van den Brink
•Je wordt wat je doet – door Margriet Sitskoorn
•Je bent wat je hebt – door Marcel Zeelenberg en Niels van de Ven
•Waarom ik? – door Monique van Dijk – Groeneboer en Stefan Gärtner
•Het einde van ik…. – door Carlo Leget en Paul Post
Ik! Wie is dat? Tekst: Marga van Zundert (tevens coördinatie), Irene Herbers, Mirjam Vossen, Rik Oerlemans, Corine Schouten en Tineke Bennema. Ill. Helen van Vliet. Zwijsen, 2010.

 

Elke avond gegeten, geslapen,
van lieverlede steeds minder
hier ouderlijk thuis en in  pyjama;
oesters geproefd, buitenisssige vissen,
tientallen bluesgitaristen
en vierstemmige vijftiende-eeuwse
missen gehoord, minstens vijftig
paar schoenen versleten,
twaalf fietsen, een combiketel
enzovoort. En al die tijd
stond het hier nauwgezet niet
te veranderen: dit roodwit
bouwwerk met erkers, kantelen,
bedachtzaam in elkaar gestoken
door kleine keurige handen, ooit
een laatste keer opgeborgen
en vergeten, in deze doos,
deze kast, donker van jaren.
Erik Menkveld. Uit: De karpersimulator. De Bezige Bij, 1997/Scheurkalender voor Jeugdpoëzie 19 september, Van Gennep, 2010

Op zondag 25 september is de feestelijke opening van ‘Het regent zonlicht’, een tentoonstelling van de originele illustraties uit de gelijknamige dichtbundel van Koos Meinderts en Annette Fienieg. Koos Meinderts leest voor en er is livemuziek van Leine en Thijs Borsten, die ook de cd maakten. De opening is aan de A.Mayerlaan 23 in Utrecht, vanaf 16:00 uur. Kijk voor meer info op de website van Koos Meinderts en Annette Fienieg.
De dag loopt op zijn einde
hier en daar gaan lichten aan.
Je hoort een kind pianospelen,
iemand met de deuren slaan.

Al die huizen
al die ramen
al die mensen
van wie je de naam niet kent.

Je hoort het vloeken van een vader,
ergens valt een glas kapot.
Iemand roept de poes naar binnen,
iemand doet alvast de deur op slot.

Een etage hoger staat een man
eenzaam voor het raam te staan.
In het huis ernaast zie je zijn buren
dansend door de kamer gaan.

Al die huizen
al die ramen
al die mensen
van wie jij er eentje bent.
‘Al die huizen’ van Koos Meinderts. Uit: Het regent zonlicht. Illustraties Annette Fienieg. Lemniscaat, 2010.

’s Keizers kleermaker, mijnheer Grijs,
had zijn zaak naast het paleis.
Zo kon de keizer wel twaalf keer
elke dag naar hem heen en weer.
Want hij was verzot op kleren:
pakken, mantels, hoeden, veren,
gestikte vesten van rode zij,
paarlen knoopjes op een rij.
Het paleis was vol goud en pilaren,
en lakeien en kamerdienaren,
die de hele dag niets anders deden
dan persen, strijken en de keizer kleden.
Maar kleren kunnen gevaarlijk zijn
voor keizers met ’n minibrein.
Bij hem kwamen op de eerste plaats
zijn kleren, en de mensen ’t laatst.
Neem nou de lakei die per ongeluk
iets morste op een kledingstuk.
Hij werd dadelijk in het openbaar
opgehangen aan zijn haar.
Een andere lakei, die jammer genoeg
bij het borstelen een pluisje oversloeg,
werd levend gekookt, net als een kreeft,
iets wat men maar zelden overleeft…
Bekende sprookjes en verhalen als De nieuwe kleren van de keizer, Ali Baba en de veertig rovers, Hans en Grietje en Aladdin en de wonderlamp venijnig herverteld en op rijm gezet door meesterverteller Roald Dahl, afgewisseld met onzingedichtjes als: 
‘Iene, Martine, Contramine
hoe staat je tuintje erbij?’
‘Ik woon net in een torenflat,
dus vraag dat niet aan mij.’
Dahls licht kwaadaardige verteltoon sijpelt vrolijk door de teksten , de oorspronkelijke geweldige tekeningen van Quentin Blake zijn gelukkig gehandhaafd. In de vertalingen hapert het ritme soms wat en jammer dat het omslagontwerp is veranderd, het oude had meer pit. 
Tien procent van de auteursopbrengst van dit boek gaat naar de Roald Dahl Foundation, die hulp, geld en zorg geeft aan kinderen met hersen-, bloed- en leesvaardigheidsproblemen.
Rijmsoep (opnieuw uitgegeven). Roald Dahl. Illustr. Quentin Blake. Vertaling Huberte Vriesendorp. De Fontein, 2011.