Opnieuw
Eén gedicht is nooit genoeg –
tienduizend evenmin.
Het moet opnieuw, opnieuw,
opnieuw moet iemand schrijven
hoe verliefd, verdrietig, blij
hij – steeds opnieuw moet iemand
daar woorden voor zoeken en
die moeten bij elkaar zoals
ze nog nooit hebben gestaan.

Iemand moet dit lezen.
Steeds opnieuw
voor het eerst.
Kees Spiering. Uit: Wat je ziet zit in je hoofd. Samenstelling Jan van Coillie. Illustraties Kristien Aertssen. Davidsfonds/Infodok, 2011.
Ondertitel van dit boek: ‘De 100 mooiste kindergedichten van nu’. Samensteller Jan van Coillie heeft, zegt hij in het voorwoord, “de mooiste en leukste gedichten voor kinderen die verschenen tussen 2000 en 2010”,  voor deze bloemlezing uitgekozen. Criteria: “originaliteit, authenticiteit, de juiste spanning en vakmanschap”.
Het is echt een heerlijk gedichtenboek geworden waar je elke dag in wilt lezen, met een harde kaft, lekker dik papier, veel prikkelende fullcolour tekeningen en gedichten van bijna alle bekende Nederlandstalige kinderdichters van nu. Gedichten van Edward van de Vendel, Ted van Lieshout, Eva Gerlach, Hans en Monique Hagen, Jos van Hest, Jaap Robben, Gil Vander Heyden, Bette Westera, Leendert Witvliet, Johanna Kruit, Erik van Os & Elle van Lieshout, Riet Wille, Andre Sollie, mijzelf en nog meer. 
Ik mis alleen Imme Dros.  

Weet een regenworm wie hij is? Zijn wij mensen een soort apen? Waarom ben ik hier?

 Vanavond worden op het Griffeldiner de Zilveren Griffels 2010 uitgereikt. Winnaar in de categorie ‘Informatief’ is het boek ‘Ik! Wie is dat?’
“Wie je bent, wordt of wilt zijn, ligt niet meer vast bij je geboorte, maar het is ook niet zo dat je alles naar je hand kunt zetten. Vergelijk het met een bos. Eén enkele boom maakt geen bos, hoe hard hij ook zijn best doet. Er zijn een heleboel zaken die belangrijk zijn voor wie je bent, die je niet zelf in de hand hebt. Die worden je ‘gegeven’ door het leven. Je ouders bijvoorbeeld, kun je niet kiezen. Dat kunnen lieve, zorgzame en warme mensen zijn die je zelfvertrouwen en veiligheid bieden. Maar er zijn ook ongeduldige, koele of drukke ouders die weinig tijd hebben en je onzeker maken. Ook hoe je eruitziet, heb je niet voor het kiezen. Profbasketballer worden als je 1.68 m. bent? Helaas, dat gaat niet lukken. En ook een carrière als fotomodel is niet voor iedereen weggelegd.”
Wie ben je eigenlijk? Weet je dat zelf? Iedereen wil iemand zijn of iemand worden. Maar wie en waarom? Ben je wie je wilt zijn of speel je een rol? En hoe weet je wat je wilt? Door naar anderen te kijken en te luisteren? Of door zelf te filosoferen? Leer meer over jezelf in Ik! Wie is dat?, een boek geschreven door professoren van de Kinderuniversiteit van Tilburg.
•Wie ben ik? – door Erik Borgman en Diederik Stapel
•Ik, jij en wij – door Rein Nauta, Wim van de Donk en Ilja van Beest
•Ben ik een aap? – door Raymond Corbey
•Wij en zij – door Arie de Ruijter
•Waarin geloof jij? – door Herman Beck en Tineke Nugteren
•Ik, versie 2.0 – door Jaap van den Herik en Han Somsen
•Steeds meer ‘ik’ – door Gabriël van den Brink
•Je wordt wat je doet – door Margriet Sitskoorn
•Je bent wat je hebt – door Marcel Zeelenberg en Niels van de Ven
•Waarom ik? – door Monique van Dijk – Groeneboer en Stefan Gärtner
•Het einde van ik…. – door Carlo Leget en Paul Post
Ik! Wie is dat? Tekst: Marga van Zundert (tevens coördinatie), Irene Herbers, Mirjam Vossen, Rik Oerlemans, Corine Schouten en Tineke Bennema. Ill. Helen van Vliet. Zwijsen, 2010.

 

Elke avond gegeten, geslapen,
van lieverlede steeds minder
hier ouderlijk thuis en in  pyjama;
oesters geproefd, buitenisssige vissen,
tientallen bluesgitaristen
en vierstemmige vijftiende-eeuwse
missen gehoord, minstens vijftig
paar schoenen versleten,
twaalf fietsen, een combiketel
enzovoort. En al die tijd
stond het hier nauwgezet niet
te veranderen: dit roodwit
bouwwerk met erkers, kantelen,
bedachtzaam in elkaar gestoken
door kleine keurige handen, ooit
een laatste keer opgeborgen
en vergeten, in deze doos,
deze kast, donker van jaren.
Erik Menkveld. Uit: De karpersimulator. De Bezige Bij, 1997/Scheurkalender voor Jeugdpoëzie 19 september, Van Gennep, 2010

Op zondag 25 september is de feestelijke opening van ‘Het regent zonlicht’, een tentoonstelling van de originele illustraties uit de gelijknamige dichtbundel van Koos Meinderts en Annette Fienieg. Koos Meinderts leest voor en er is livemuziek van Leine en Thijs Borsten, die ook de cd maakten. De opening is aan de A.Mayerlaan 23 in Utrecht, vanaf 16:00 uur. Kijk voor meer info op de website van Koos Meinderts en Annette Fienieg.
De dag loopt op zijn einde
hier en daar gaan lichten aan.
Je hoort een kind pianospelen,
iemand met de deuren slaan.

Al die huizen
al die ramen
al die mensen
van wie je de naam niet kent.

Je hoort het vloeken van een vader,
ergens valt een glas kapot.
Iemand roept de poes naar binnen,
iemand doet alvast de deur op slot.

Een etage hoger staat een man
eenzaam voor het raam te staan.
In het huis ernaast zie je zijn buren
dansend door de kamer gaan.

Al die huizen
al die ramen
al die mensen
van wie jij er eentje bent.
‘Al die huizen’ van Koos Meinderts. Uit: Het regent zonlicht. Illustraties Annette Fienieg. Lemniscaat, 2010.

’s Keizers kleermaker, mijnheer Grijs,
had zijn zaak naast het paleis.
Zo kon de keizer wel twaalf keer
elke dag naar hem heen en weer.
Want hij was verzot op kleren:
pakken, mantels, hoeden, veren,
gestikte vesten van rode zij,
paarlen knoopjes op een rij.
Het paleis was vol goud en pilaren,
en lakeien en kamerdienaren,
die de hele dag niets anders deden
dan persen, strijken en de keizer kleden.
Maar kleren kunnen gevaarlijk zijn
voor keizers met ’n minibrein.
Bij hem kwamen op de eerste plaats
zijn kleren, en de mensen ’t laatst.
Neem nou de lakei die per ongeluk
iets morste op een kledingstuk.
Hij werd dadelijk in het openbaar
opgehangen aan zijn haar.
Een andere lakei, die jammer genoeg
bij het borstelen een pluisje oversloeg,
werd levend gekookt, net als een kreeft,
iets wat men maar zelden overleeft…
Bekende sprookjes en verhalen als De nieuwe kleren van de keizer, Ali Baba en de veertig rovers, Hans en Grietje en Aladdin en de wonderlamp venijnig herverteld en op rijm gezet door meesterverteller Roald Dahl, afgewisseld met onzingedichtjes als: 
‘Iene, Martine, Contramine
hoe staat je tuintje erbij?’
‘Ik woon net in een torenflat,
dus vraag dat niet aan mij.’
Dahls licht kwaadaardige verteltoon sijpelt vrolijk door de teksten , de oorspronkelijke geweldige tekeningen van Quentin Blake zijn gelukkig gehandhaafd. In de vertalingen hapert het ritme soms wat en jammer dat het omslagontwerp is veranderd, het oude had meer pit. 
Tien procent van de auteursopbrengst van dit boek gaat naar de Roald Dahl Foundation, die hulp, geld en zorg geeft aan kinderen met hersen-, bloed- en leesvaardigheidsproblemen.
Rijmsoep (opnieuw uitgegeven). Roald Dahl. Illustr. Quentin Blake. Vertaling Huberte Vriesendorp. De Fontein, 2011.

Was de Griekse fabelverteller Aesopus (ca. 620 – ca. 560 voor Christus) een Afrikaan? De Zuid-Afrikaanse schrijfster Beverley Naidoo denkt van wel.
“Zijn naam en zijn verhalen leven nog altijd voort” schrijft ze in het voorwoord van ‘De hond, de haan en de jakhals’. “Nog steeds wordt er naar geluisterd en van genoten en zijn er mensen die ze opnieuw willen vertellen. Dit keer was het mijn beurt…Wie volgt?”
Er was eens een oude leeuw die te oud en te zwak was om zelf op jacht naar voedsel te gaan. Vroeger deden zijn wijfjes dat voor hem en paste hij op de kleintjes. Maar die tijd was voorbij. Zijn wijfjes waren gestorven, en de kleintjes waren volwassen en gingen allemaal hun eigen gang.
De oude, eenzame leeuw ging op zoek naar een grot en toen hij die gevonden had ging hij in een hoekje liggen en deed alsof hij vreselijk ziek was.
‘Ooooh,’ kreunde hij. ‘Mijn arme oude botten, ooooh.’
Tussen het kreunen door luisterde hij goed of hij iets hoorde bij de ingang van de grot. Maar helaas, het bleef doodstil.
‘Aaah,’ kreunde hij, een stuk harder nu, en veel zieliger. ‘Mijn arme botten, aaah.’
Bij Herodotus is Aesopus een slaaf uit Thracië bij de Zwarte Zee. Wat, oppert Naidoo, als de geschiedschrijver het niet bij het rechte eind had en hij een Afrikaanse slaaf was? Waarom lijkt zijn naam anders zo op het oude Griekse woord voor een zwarte Afrikaan: ‘Aithiops’?  Waarom komen in zijn fabels zoveel Afrikaanse dieren voor en hebben die zo vaak een moraal, net als andere Afrikaanse volksverhalen? 
Naidoo plaatst de – veelal klassieke – fabels in een Afrikaans landschap, maakt van het everzwijn een wrattenzwijn en van de vos een jakhals. Haar droge vertelstijl, de kleurige, karakteristieke, humoristische tekeningen van Piet Grobler en de soepele vertalingen van Koos Meinderts doen de rest en zorgen voor een prachtig verhalenboek. 
De hond, de haan en de jakhals. Beverley Naidoo. Illustr. Piet Grobler. Vertaling Koos Meinderts. Lemniscaat 2011.

Mijn huis geeft altijd licht. Al van ver
wenkt het mij met wijdopen ramen.
In elke hoek wonen verhalen
waarin ik mijn eigen plekje heb.

Welke trede van de trap zal kraken?
Nergens kennen mijn voeten beter de geluiden.
Hier kan ik  nooit verdwalen.
Ik volg gewoon de geur die alleen ik ken.

Mijn huis weegt altijd licht.
Het woont in mij zoals woorden
in een lied, jij kent het niet.
Ook al ben ik ver van huis,

ik zing mijn huis met elke stap.
Uit: Wat van de liefde niet gezegd kan worden. Daniel Billiet. Ill. Heide Boonen. Afijn/Clavis, 2006.

Heb jij dat nou ook wel eens?

Een FROMMEL
tussen je ROMMEL?
Of een BLA
in je LA?

Of een KNAST in je KAST?

Laatst zat er
– zeker weten –
een KORNIJN
in ons GORDIJN
En er  stond een TOK
naast onze KLOK…
In het huis waar ik woon
zijn zulke dingen

heel gewoon.

Dwarse taalkolder voor beginnende lezers waar elke taalveteraan zijn vingers bij aflikt, gecombineerd met oersterke tekeningen: niemand kan het zo fenomenaal als Dr. Seuss. Hijzelf is al twintig jaar dood, maar zijn kinderboeken zijn moderne klassiekers die geen enkel kind mag missen.
‘Groene eieren met ham’, ‘De kat met de hoed’, ‘Het voetenboek’, ‘Er zit een Knak in mijn Zak’ en een werkboekje om zelf te oefenen met woorden: in het Dr. Seussleeskoffertje vind je ze allemaal bij elkaar in  smakelijke vertalingen van Bette Westera. Megagrappige,  hoogwaardige leescuisine voor iedereen boven de zes.

De kat met de hoed leeskoffer. Dr. Seuss. Vertaling Bette Westera. Gottmer, 2011.