het is lente, de dakpannen
drogen in de zon
we hebben lang gewacht
terwijl we in de auto zaten
en de regen hoorden op het dak
(ook dat was tijd die wij
genomen hebben)

het is lente, in het bos
ontkrullen zich de varens
als de halzen van violen
en aan de palen hangen
groene druppels isolatieglas
te glinsteren

het is goed om nu te wachten,
te kijken en te luisteren

en te weten dat er dingen zijn
om het zonlicht op te vangen
ze deden dat al voor wij
hier verschenen, en ook als wij
er niet meer zijn, het licht
zal niet verloren gaan.
Mirjam van Hee. Uit: De bramenpluk. De Bezige Bij, 2002.

Je bent lelijk en vet,
een lastig portret,
je hebt hoorntjes op je kop.
Je bent vies en je drinkt,
je hebt een hangbuik, je stinkt,
je hebt wratten met haren erop.
En daarom hou ik van jou.

Je bent wreed en ruw,
stiekem en sluw,
boosaardig, vals en venijnig.
Je bent onoprecht,
door en door slecht,
gierig, gemeen en sjagrijnig.
En daarom hou ik van jou!
Colin McNaughton, vertaling Kien Seebregts. Uit: Er staat een taart in lichterlaaie. Jan van Coillie. Ill. Harmen van Straaten. Maretak/Davidsfonds/Infodok, 2004.

We zijn gescheiden door een oog, een sloot. Ze heeft haar poten
vierkant aan de grond, onthaast kijkt ze

niet op of om. Haar wei is groot, haar huid
een landkaart waar geen blind gebied op
voorkomt want ze kent met heel haar lijf

haar plaats: ze graast en heeft
niets aan haar kop dan gras, vandaag
alweer een dag met zon, het kan niet op.
Hester Knibbe. Uit: Bedrieglijke dagen. De Arbeiderspers, 2008.

Op een dag kreeg mevrouw Klein een staart.
Ze wist niet wat ze zag.
Het was de staart van een konijn.
Ze zei niets, ze gaf geen kik.
Maar het bleef niet bij een staart.
De oren van mevrouw Klein
Bleven groeien en groeien…
Gelukkig is er ook een meneer Klein. Die ziet de oren van zijn vrouw en bedelft haar onder kusjes. ‘Ik vind je lief zo,’ zegt hij. ‘Je bent een heel lief konijn.’
Het boek ‘Een heel lief konijn’ van Imme Dros – in 1993 bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs – wordt waarschijnlijk verfilmd. Tenminste, als het lukt om de film te financieren via CineCrowd.
Regisseur Camiel Schouwenaar ziet in het boek een surrealistische, tragikomische film over een vrouw die ontdekt dat er konijnenoren uit haar hoofd groeien. De regisseur wil zijn filmproject via crowdfunding financieren. Het project ‘Lief Konijn’ staat op de website van CineCrowd, een nieuw podium voor filmmakers. Particulieren en bedrijven kunnen een project sponsoren om zo de film gefinancierd te krijgen. Als beloning kun je op de website een ‘reward’ kiezen. Van een bezoek aan de filmset, je naam op de titelrol tot premièrekaartjes. Jij bepaalt hoe je betrokken wilt zijn bij het project.
Imme Dros. Uit: Een heel lief konijn. Querido 1992/2007.

(fragment)
Lopen wordt liep,
maar hopen niet hiep.

Laten wordt liet,
maar praten niet priet.

Stinken wordt stonk,
maar hinken niet honk.

Mogen wordt mocht,
maar drogen niet drocht.

Winnen wordt won,
maar pinnen niet pon.

Vallen wordt viel,
maar ballen niet biel.

Zitten wordt zat,
maar spitten niet spat.

Schenken wordt schonk,
maar denken niet donk.

Weten wordt wist,
maar meten niet mist.

Zullen wordt zou,
maar vullen niet vou.

Zwemmen wordt zwom,
maar klemmen niet klom.

Ja. Maar waarom?
Joke van Leeuwen. Uit: Waarom een buitenboordmotor eenzaam is. Stichting Ons Erfdeel vzw, 2005.
Interessant, grappig boek over taal. Joke van Leeuwen laat zien hoe onlogisch onze taal is, bijvoorbeeld met het zinnetje Ik vierf me blauw, ik donk dat dat mooi sting. Ze geeft ook handige ezelsbruggetjes, bijvoorbeeld voor de tussen-n bij plantennamen (is het nou paardebloem of paardenbloem?):
Het eerste heeft poten, het tweede heeft stelen?
Dan moet er geen ennetje tussen de delen.
Zo’n regel vergeet je nooit meer. Geweldig boek.
Leeftijd 9+

Het stomme was dat hij niets zei,
stond midden op het pad, keek bangig naar mij.
Ik riep: ‘Dag meneertje, heb jij
je kleren daar achter de struiken wel opgevouwen?
Kijk maar uit, je wordt nog verkouwen.’
Hij stapte opzij, in de verte hoorde je banden
knerpen over de weg van de andere kant.
‘Ha,’ zei Daan, ‘witte billen hè, zag je
hem gaan? Als een scheet door de brandnetels met dat piepkleine
piemeltje onder zijn hand!’
Eva Gerlach. Uit: Hee meneer Eland. Tekeningen Charlotte Vonk. Querido, 1999.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Zal er ooit iemand zijn die voor het
raam zit en naar buiten kijkt en dan
gelukkig is omdat ik buiten aan het
…………………………………………..
…………………………………………..
…………………………………………..
alles is kalm, behalve de wind die
ruist door de boom en de blaad-
jes die rusteloos ritselen en dat ik
………………………………………….
………………………………………….
………………………………………….
mooi. Zal er ooit zo iemand ko-
men? Het hoeft niet op een zo-
merdag. Het mag ook in de winter.
Bovenstaande is een stukje uit een blokgedicht. Op de puntjepuntjepuntjes staan in het echt regels tekst. Blokgedichten zijn bedacht door multikunstenaar Ted van Lieshout en staan in zijn nieuwste bundel ‘Driedelig paard’, prachtig vormgegeven door hemzelf. De tekst hierboven lijkt nog een beetje op wat de meesten van ons kennen als een gedicht maar de meeste van de 43 blokgedichten in de bundel lijken op stukken proza. Lange zinnen lopen achter elkaar door en vulwoorden als ‘want’, ‘omdat’ en ‘toen’ komen regelmatig voor. De blokgedichten zijn mengvormen van verschillende soorten teksten: brieven (zoals tussen een oma en haar kleinkind), reclame, stukjes dagboek, verhalen (over een paard als verjaardagscadeau, een elfje (knipoog naar de versvorm elfje?), een kabouter), nieuwsberichten, advertenties.
Zijn het gedichten? Geen idee. Doet het ertoe? Lees ze jezelf of iemand anders maar eens hardop voor. Gedichten herken je aan hun vorm en ritme, metrum, de compacte taal, de strofenbouw, eventueel rijm. Zo leren we dat aan elkaar. Misschien moeten we dat bijstellen. Snap je het abstracte werk van Mondriaan als je zijn vroegste schilderijen niet kent? Begrijp je de blokgedichten van Ted van Lieshout als je zijn vroegere gedichten nooit hebt gelezen? Ted zelf vindt het poëzie: “Bij poëzie gaat het veel meer om beleving van de taal zelf; je leeft niet mee met het verhaal, maar met de taal” schrijft hij op zijn weblog. De blokgedichten in de bundel gaan over ouder worden, familierelaties, doodgaan, verlies. Over liefde. Ze spelen met sprookjes en fabels en moderne taal, ze reageren op maatschappelijke misstanden en knipogen naar Van Lieshouts vroegere werk. Ze zijn mooi, grappig, raar. Wrang en licht. En dan heb ik het nog niet gehad over de zestien beeldsonnetten in het boek. Beeldsonnetten zijn gedichten zonder woorden. Coupletten van 2x 4 en 2x 3 regels gefotografeerde radijsjes.
Champignons, wereldbollen. Veelkleurige parasolletjes. Ook bedacht door Van Lieshout, die sonnetten en blokgedichten ook op elkaar laat reageren.
In taal, beeld en vorm is deze bundel grensverleggend, verrassend en heel erg mooi. In ‘Driedelig paard’ komt alles wat Ted van Lieshout tot nu toe heeft gemaakt op een oeroorspronkelijke, spannende manier bij elkaar.
Ted van Lieshout. Driedelig paard. Leopold, 2011. Weblog Ted van Lieshout