Mijn vader is doodgegaan

Mijn moeder huilt
en gebruikt mijn jurk als zakdoek
Ze belt haar zussen
De een bestelt een kist
De ander bakt een taart
en de dikste graaft een graf onder de appelboom
De zon gaat onder
en komt weer op
De tuin bloeit
en de kip broedt op haar eieren
Mijn ene tante trekt mij een zwarte jurk aan
Mijn andere tante doet me een zwarte strik om
en mijn dikste tante geeft mij een briefje
dat ik voorlezen moet
Iedereen is er
behalve mijn vader
Zijn broers tillen de kist in de kuil
Mijn moeder huilt
en gebruikt mijn jurk als zakdoek
Mijn tantes huilen
en gebruiken elkaars jurk als zakdoek
Mijn ooms gebruiken grote woorden
En dan kom ik
en lees het briefje voor
   Lieve papa
  Niemand was zo lief als jij!
  Je lieve dochter
Iedereen huilt en snikt
Behalve ik
Het zijn mijn woorden niet
En als iedereen slaapt
en alleen ik ben nog wakker
Ga ik onder de appelboom zitten
en lees voor jou, wat jij mij altijd voorlas
Over krekels en hazen
Over monsters en griezels
en dat het allemaal weer goed kwam.
Tanneke Wigersma. Uit: Wie heeft hier met verf lopen smijten. Querido, 2010
Vandaag, morgen en overmorgen herdenken we de doden. Dat heet Allerheiligen en Allerzielen. Elders in de wereld verzorgen mensen graven, zetten lichtjes en bloemen  neer en zingen liedjes voor hun doden. In Nederland  – en België? – steken mensen een kaars aan voor hun geliefden en noemen hun naam hardop.

Op Allerheiligen, 1 november, herdenkt de rooms-katholieke kerk zijn heiligen. Allerzielen op 2 november is voor de andere gestorvenen. Ook protestantse kerken herdenken de doden. Allerheiligenavond of Halloween, de avond van 31 oktober, was vroeger voorbereidingsavond. Nu is het een verkleedfeest.
In de Iers-Keltische traditie begon het jaar op 1 november, dus 31 oktober was  oudejaarsavond. De oogst was binnen, er was tijd voor een vrije dag, het Keltische nieuwjaar of Samhain.  De Kelten geloofden dat op die dag de geesten van alle gestorvenen van het afgelopen jaar terug kwamen om te proberen een levend lichaam in bezit te nemen voor het komende jaar.  Om de boze geesten  te weren droegen de Kelten maskers. Later vermengden de Keltische tradities zich met Romeinse en christelijke. 
Veel leuke, goede, mooie kinderboeken worden (bijna) nooit
gerecenseerd.
Zonde.
Daarom stel ik in november mijn weblog beschikbaar voor kinderboekenschrijver
die één van hun gepubliceerde boeken onder de aandacht van kinderen, ouders en
leerkrachten willen brengen.
Stuur  
1. een stukje uit het boek van maximaal 10 zinnen.
2. het soort boek, voor wie en welke leeftijd 
3. naam van de schrijver, titel van het boek, uitgever, jaar
van verschijning 
4.een link/url naar een plaatje van/uit het boek  
naar mij op. Dat kan naar stuurnaardiet at gmail.com.
Proza en poëzie mag allebei.
Kom op schrijvers. Recenseer elkaar en/of jezelf.

In het begin waren we nooit alleen. We 
stonden met onze blote voeten midden
in de overvloed, en als we gingen liggen,
dan was het alsof we in het leven verdronken.
Dan zochten de vrouw en ik elkaars hand en 
trokken we elkaar als het ware op het droge.
‘Gaat het?’zei zij dan tegen mij, of ik tegen
haar.
En dan ging het weer.
In het begin voelden we ons nooit alleen.
Bart Moeyaert. Het Paradijs. Tekeningen Wolf Erlbruch. Querido, 2010.

Het wat omineuze begin luidt het langzaam bergafwaarts gaan in van de eerste man en de eerste vrouw in hun nieuwe omgeving. Breekbare diertjes gaan kapot, poelen veranderen in veldjes van zout en de vrouw mist nogal wat, ook al werkt de man zich in het zweet om uitdijende hazelaars, woekerende braamstruiken en manshoge berenklauw in te tomen. En de zon brandt maar, brandt maar.

In prachtige taal, huppelende zinnen en zintuigenstrelende beelden schetst Bart Moeyaert de teloorgang van een droom, al wordt het nergens een echt verhaal. Op de bijgeleverde cd leest Moeyaert betoverend mooi voor. Van de bijbehorende muziek van het Nederlands Blazers Ensemble moet je houden. 
Jammer dat de tekeningen van Wolf Erlbruch zo lelijk zijn. Waar hij in het leukste kinderboek aller tijden, ‘Over een kleine mol die wil weten wie er  op zijn kop gepoept heeft’, nog sterke, grappige en kleurrijke beelden tovert, scheept hij ons nu af met modderige, onplezierige schetsen van een bozige man en vrouw. Hoezo is dit een kinderboek?

Onder de dikke druppel bloed

op mijn knie mist een velletje.
Vanmiddag heb ik het verloren
op het stoepje om de hoek.
Zodra de zon weer opkomt,
begin ik daar met zoeken.
Hopelijk heeft de wind
het laten liggen en zag
een muisje het niet aan
voor een heel dun plakje worst.

Jaap Robben. Uit: De nacht krekelt. De Geus, 2009.

‘Wees niet boos!’

De een schreeuwt het, fluistert het,
snikt het, sms’t het,
krast het in tafels,
schrijft het op muren en op spiegels
en met zijn tenen in het zand
en de ander schreeuwt terug, fluistert terug,
snikt terug, sms’t terug,
krast in tafels terug,
schrijft op muren en op spiegels
en met zijn tenen in het zand terug:
‘Ik ben niet boos! Ik ben nooit boos!’

Toon Tellegen. Uit: Wie heeft hier met verf lopen smijten? Querido, 2010.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Bushaltes, zei mijn vader, bushaltes
die al wekenlang buiten gebruik zijn.
Nou, zei mijn oom, maar wat denk je
van kikkers die soms zomaar kwaken?
En van hotelreceptionistes die zich
elke morgen bij zonsopgang scheren?
Ja, zei mijn vader, ja dat is waar!
En van duiven, ging mijn oom verder,
duiven die hoesten onder het vliegen?
Ja, zei mijn vader nogmaals, ja ja!
Gerard B. Berends. Uit: Al mijn later is  met jou. Querido, 2004.

Herbsttag

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr gross.
Leg deinen Schatten af die Sonnenuhren,
und auf den Fluren lass die Winde los.
Befiehl den letzten Früchten voll zu sein;
gib ihnen noch zwei südlichere Tage,
dränge sie zur Vollendung hin und jage
die letzte Süsse in den schweren Wein.
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein, ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleeen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.

Voor één keer, omdat het gaat regenen en waaien, mijn met dit weer favoriete grotemensengedicht.
Rainer Maria Rilke. Uit: Ausgewählte Gedichte. Insel-Bucherei Nr. 400.

Frank (9) heeft een recensie geschreven van het boek ‘Als je terugkomt’ van Rebecca Stead, kinderboek van het jaar in de VS.

Het boek gaat over een meisje Miranda en haar beste vriend Sal. Op een dag krijgt Sal een dreun van een jongen op straat. Die jongen heet Marcus. Hij sloeg Sal om een grote jongen te worden. Vanaf die dag wil Sal niet meer met Miranda spelen. Marcus vertelt Miranda dat reizen in de tijd mogelijk is. Miranda weet niet zeker of ze dat gelooft.

Miranda krijgt allemaal geheimzinnige briefjes en ze weet niet van wie. Op de briefjes staan teksten over iemand die het leven van Sal wil redden. Miranda komt er langzamerhand agter dat de briefjes van de lachende man komen. Die lachende man, die eigenlijk een zwerver is, staat altijd op de hoek van de straat. Op een dag wordt Sal bijna overreden door een vrachtauto. De lachende man springt snel de straat op, schopt Sal naar de andere kant en Sal moet naar het ziekenhuis. De lachende man is dood.
Als Sal uit het ziekenhuis komt, vertelt hij Miranda dat hij het eerder had moeten zeggen maar dat hij niet altijd alleen maar met Miranda wil spelen maar ook met andere vrienden. Daarna worden ze weer vrienden.
Kan het boek echt gebeurd zijn?
Aan de ene kant wel en aan de andere kant niet want het is fantasie en werkelijkheid. Reizen door de tijd kan niet.
Zou je het boek aanraden aan anderen om te lezen?
Ja, ik vind het een leuk en geweldig boek. Waarom? Nou, dat vind ik gewoon. Het is spannend, de grappen zijn grappig, het is avontuurlijk en fantasierijk.
Frank (9 jaar)
Als je terugkomt van Rebecca Stead. Querido, 2010.

Wanhoop nooit
Voor iedere bal staat ergens een doel
Voor iedere opa staat ergens een stoel
Voor ieder varken hangt ergens een jas
Voor ieder gebit staat ergens een glas
Voor iedere worm valt ergens een vrucht
Voor iedere dode klinkt ergens een zucht
Voor ieder kalfje hangt ergens een uier
Voor ieder bang meisje wacht ergens een sluier
Voor iedere droom staat ergens een bed
Voor iedere A is ergens een Z
Voor iedere broek is ergens een kont
Voor ieder liedje is ergens een mond
Voor iedere clown staat ergens een taart
Voor ieder baasje zwaait ergens een staart
Voor elke man loopt ergens een vrouw
Voor elke traan is ergens een mouw
Voor iedere zon schijnt ergens een maan
Voor iedere mouw glijdt ergens een traan
Voor iedere kus gloeit ergens een wang
Of een hand
Of een mond
Of een hals
Of een nek
Of een frons
Voor ieder liedje hangt ergens een oor
Voor iedere kies draait ergens een boor
Voor iedere manke staat ergens een stok
Voor ieder die wanhoopt tikt ergens een klok
Voor iedere dove klopt ergens een hart

Aan iedere eindstreep, staan hoofdletters START

Peer Wittenbols (5 december) Uit: Zwemmen met je kleren aan, scheurkalender Jeugdpoëzie 2011. Samenstelling Karel Eykman en Ineke Holzhaus. Illustratie voorkant: Sylvia Weve. Van Gennep, 2010.

Veel spiksplinternieuw werk in de gisteren in Artis gepresenteerde allereerste scheurkalender Jeugdpoëzie. Karel Eykman en Ineke Holzhaus verzamelden voor de 365 dagen van 2011 gedichten voor oudere kinderen van 50 dichters en van jongeren van de School der Poëzie. 
Hele bekende jeugddichters als Edward van de Vendel, Joke van Leeuwen, Andre Sollie en Ted van Lieshout staan er in maar ook verrassende namen als Mustafa Stitou, Mensje van Keulen en Carla Boogaards.
Litenatuurtjes van Geert de Kockere, een vrolijke Bollywoodrap van Karel Eykman zelf, waar de kinderen in Artis gisteren heel hard om moesten lachen, gedichten over de Citotoets, wie het met wie doet, ruzie, avondvierdaagse en dierengedichten van Driek van Wisse: de variatie is enorm.
Ik mis de nieuwe generatie jeugddichters zoals Jelmer Soes, Linda Vogelesang, Simon van der Geest ea maar volgens Karel Eykman mogen die volgend jaar meedoen. Een index was ook handig geweest. Verder een heerlijk ding om op de wc te hangen, met elke dag een fijn gedicht om aan elkaar voor te lezen.

Vraag van de jonge hulpkat:

Wat doen de mensen
Nadat zij het huis zijn uitgegaan?
Waar zijn zij dan?

Antwoord van de oude hoofdkat:

Dan staan zij buiten de deur te wachten
Tot ze vinden dat het tijd wordt
Om weer naar binnen te gaan.
Rudy Kousbroek.
Uit: Dierentalen en andere gedichten. Augustus, 2003/Fluit zoals je bent. Querido, 2009.