Ze bestaan al miljoenen jaren niet meer.

Hoewel?
Bij de kapper, daar zie je ze weer:
DRAKEN
Ze hangen te hangen aan rustige haken…
maar plotseling raken ze oververhit,
en dan spugen ze vuur…
op de klant die daar zit.
Ah, jij noemt dat dus een onschuldige föhn?
Ik noem dat een monster,
een sprookjesfiguur.
Tuurlijk, zeg jij,
maar dan wel met een stekker.
Logisch, zeg ik, anders blaast het niet lekker!
Waarom denk je dat draken maar zo kort bestonden?
Ze zochten een stopcontact.
Nergens gevonden.
Edward van de Vendel. Uit: Draken met stekkers. Illustraties Floor de Goede. Querido, 2010

De boeman woonde in het boebos
Niet alleen!
De boeman had een boevrouw.
En een boeman, dat weet je, roept af en toe BOE.
Een boeman roept af en toe BOE.
De gedíchten van Imme Dros kan ik jullie helaas niet laten lezen omdat ze dat niet goed vindt maar haar net uitgebrachte prentenboek Het Boeboek (deels) wel omdat ik dat van de uitgever heb gekregen. Ongelooflijk leuk boek! De tekst is kort, krachtig en prachtig, zoals alles dat Imme Dros maakt. De illustraties van Harrie Geelen zijn adembenemend,  levendig en grappig. Tekst en illustraties horen bij elkaar als lieveheersbeestjes en mieren. 
Het prentenboek is bedoeld voor kinderen vanaf drie jaar. Ik garandeer dat jongere én veel oudere kinderen plus volwassenen veel plezier aan dit boek gaan beleven.
De boeman had twee linkerhanden
AU
De boevrouw kon vies koken
HMMM
En de boebaby groeide goed
AGUUU
Maar ja, overal is wel wat.
De boevrouw schrok aldoor zo.
En als ze schrok gilde ze zo!
Ze gilde als ze iets zag bewegen.
HUUU
Ze gilde als ze een speld hoorde vallen.
HIEEE
En elke keer gilde ze anders.
HU HI HAA
Dat was erg, maar het ergste komt nog.
De boevrouw schrok ook van de boeman.
Hij deed zacht, hij liep op zijn tenen.
SSST
Maar de boevrouw schrok toch.
Ze hoorde hem niet aankomen.
En opeens stond hij achter haar
AAARCH
HIEIEIE     Het heeft wat voeten in de aarde maar uiteindelijk vinden ze er wat op.
Imme Dros, Harrie Geelen,  Het Boeboek.  Querido, 2010
De stukjes tekst zijn geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Moet je horen, moet je horen,
tante Trees is vastgevroren.
Vastgevroren in het bos.
En nu kan ze niet meer los!

Kijk, daar staat ze. Zonder jas.
Wist ze niet hoe koud het was?
Wist ze niet hoe hard het vroor?
Waarom ging ze ervandoor,
zonder sjaal en zonder wanten?

’s Avonds stond in alle kranten:
’t Wordt vannacht min zeventien!
Heeft ze dat soms niet gezien?

Moet je horen, moet je horen,
tante Trees is vastgevroren.
Vastgevroren in het bos.
En nu kan ze niet meer los!

De politie heeft ter plekke
geprobeerd haar los te trekken.
Heeft geduwd en heeft gerukt,
maar het is ze niet gelukt.
Nu moet tante Trees daar blijven
tot het dooit.

Alle journalisten schrijven:
Winters weer geeft overlast:
In het bos vriest dame vast!

Moet je horen, moet je horen,
tante Trees is vastgevroren.
Vastgevroren in het bos.
En nu kan ze niet meer los!
Bette Westera & Barbara de Wolf in Mijn zusje achter het behang. De Fontein, 2008. Met cd met liedjes, muziek Diederik van Essel.

‘Hoi, Schildpad, slome duikelaar!’
riep Haas, de plaaggeest, keer op keer.
Totdat de schildpad dacht: ’t wordt tijd
dat ik die haas een lesje leer.

Hij zei: ‘Ik wil een wedstrijd doen.
Zie je dat hek daar, in de wei?
Ik wed graag om een winterpeen
dat ik er eerder ben dan jij.’

‘Je lijkt wel gek, maar ik doe mee,’
zei Haas. ‘Ik hou wel van een grap!’
Meteen ging hij er – roef – vandoor.
De schildpad deed geen enkele stap.

De haas sprong pijlsnel door de wei
en kwam al spoedig bij het hek.
Daar liep de schildpad voor hem uit!
Hoe kan dat?, dacht de haas. Wat gek!

De schildpad had de grootste schik:
nu werd de haas een keer geplaagd.
Een half uur later kwam zijn broer.
‘En?’ vroeg die. ‘Is ons plan geslaagd?’

‘En of! De haas heeft niets gemerkt.
Dat is natuurlijk niet zo raar.
We zijn tenslotte tweelingbroers
en lijken sprekend op elkaar.’
Fabel De haas en de schildpad. Uit: Boven in een groene linde zat een moddervette haan. Op rijm gezet door Maria van Donkelaar en Martine van Rooijen met prenten van Sieb Posthuma. Gotttmer, 2008.
Leeftijd 7+

Ik schrijf ze op
met potlood en met pen,
de liever nog dan liefste
woorden die ik ken.

Ik schrijf ze op
met balpen en met stift,
de mooier nog dan mooiste
woorden in mijn schrift.

Ik schrijf het op
in rood en geel en blauw
dat ik nog houer hou dan hou
van de allerjouste jou.
Geweldig liefdesgedicht toch? Echt iets om vandaag iemand die je lief vindt mee te verrassen!
Het is geschreven door Koos Meinderts en staat in de prachtige, lichtfilosofische, bundel Verdriet is drie sokken. Ook van de tekeningen van Annette Fienieq in dit boek word een mens blij.
Uitgeverij Lemniscaat, 2008. Kijk ook even bij de reactie, Koos Meinderts zelf over de cd met liedjes die erbij hoort.

De meeste baby’s die er zijn,
maken alleen geluid.
Voor praten zijn ze nog te klein,
geen woordje komt eruit.

Maar dit is een veel slimmere,
die ga ik leren timmeren
en fluiten op een fluit.

Veel baby’s hebben pluisjeshaar
en kunnen nog niet staan.
Ze liggen maar en liggen maar
en denken nergens aan.

Maar dit is een veel slimmere,
die ga ik leren timmeren
en op een trommel slaan.

Een baby zingt nog nooit een lied,
het komt niet in hem op.
En lachen kan hij ook nog niet,
tenminste niet hardop.

Maar dit is een veel slimmere,
dus als we straks gaan timmeren,
vertel ik hem een mop.
Willem Wilmink. Uit: Al mijn later is met jou. Samenstelling Edward van de Vendel, tekeningen Suzanne Rotraut Berner. Querido, 2004.
Jongetje van Nul is geboren, welkom IJsbrand! Timmeren kan ik niet maar voorlezen zeker wel!

Er was eens een keertje
een klein lieveheertje.
Het vloog en het vloog,
het vloog recht omhoog.
En toen het eindelijk
boven kwam,
boven op het hek in het gras,
zag het tot zijn verdriet
dat het nog lang
niet in de hemel was.
Geert de Kockere. Uit: Fluit zoals je bent. Samenstelling Edward van de Vendel, tekeningen Carll Cneut. Querido, 2009.
Honderdelf dierengedichten staan er in de verzamelbundel Fluit zoals je bent,  van tweeënveertig verschillende dichters. Gauw naar de winkel als je van dierengedichten houdt dus!

Verloren dingen worden weer van zichzelf.
Kwijtgeraakte knikkers, zonnebrillen in zee
en weggewaaide woorden.

Behalve het liefs
dat ik jou nog nariep,
maar dat je niet meer hoorde
omdat je al bij de brug fietste.

Dat dwaalt met de wind
voor altijd door
eindeloos op zoek
naar jouw oor.
Jaap Robben in Zullen we een bos beginnen? Illustraties Benjamin Leroy. De Geus, 2008.
Een hele lieve dichtbundel met een hele fijne buitenkant. Grappige tekeningen van binnen, jammer dat ze zwart-wit zijn.
Leeftijd: 5+

Russische kinderen kunnen Jip en Janneke en Toon Tellegen in het Russisch lezen en Nederlandse kinderen kunnen nu klassieke Russische kindergedichten lezen. Niet de minste Russische schrijvers staan in het mooie boekje ‘Tijger op straat’ dat uitgeverij Hoogland en Van Klaveren heeft uitgebracht. Pachtig vertaald, heel geschikt om voor te lezen.
Heel eng verhaal
Twee broertjes liepen op een holletje
Te happen in hun krentenbolletje
Ineens komt – waf! waf! waf!
Een hond hard op ze afgeblaft.

De kleinste zegt: ‘O wat een pech,
En hij gaat vast niet uit de weg,
Kijk maar hoe hij staat te loeren,
We moeten hem ons bolletje voeren.’

Gelukkig is het toen goed afgelopen,
Dus je kunt het in je oren knopen:
Als je gaat wandelen met z’n twee,
Neem dan wel een…bolletje mee!
Daniil Charms. In: Tijger op straat, Russische gedichten voor kinderen 1923-1941. Vertaling: Robbert-Jan Henkes, illustratries Erik Bindervoet. Hoogland & Van Klaveren, 2009

Er was eens een mannetje dat was heel wijs
Het bouwde zijn huisje níet op het ijs.

Als het dooien gaat, dacht hij, en ’t gaat van krak-krak,
ben ik zo met mijn huisje door het ijs gezakt.

Maar hij bouwde zijn huisje wél aan het water,
want dat vond hij fijn, en ook leuk voor later.

Hij ging elke dag zwemmen of roeien of vissen,
want hij wou en hij wilde dat water niet missen.

‘En toch,’ zei het mannetje, ‘als ik mocht kiezen,
het állerfijnste is het als het gaat vriezen.

Een fiks wintertje met een strenge vorst,
en dan zwieren over die witte korst!’

Het mannetje is nu heel oud en grijs,
maar hij zit nog aan ’t raam en hij kijkt nog naar ’t ijs.

En als je voorbijkomt en als hij je ziet
dan zwaait hij naar je, en hij geniet.
Han G. Hoekstra. In: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is, samenstelling Tine van Buul en Bianca Stigter. Verschillende illustratoren. Querido, 2006.