NU
Ik adem niet, ik zing.
zelfs als ik zucht, klinkt het
per ongeluk alsof ik
een paar noten neurie
die me vannacht, terwijl
ik sliep, zijn voorgezongen.
Het is alsof de lucht
mijn deken is en ik
mijn hoofd het liefst
te rusten leg op het kussen
van mijn longen, de plek
waar ik mijn hartslag hoor
in vierkwartsmaat:
dat ik besta, dat ik besta.
Bart Moeyaert. Uit: Gedichten voor gelukkige mensen. Querido, Amsterdam, 2008
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Jongetje van Achts hamster is ziek. Jongetje van Acht is verdrietig.

Hamsters
1
Toen ik ze had, elk zes vijftig, Sjakie de bruine,
Tomas de gevlekte, droeg ik ze tegen
mijn trui mee naar huis. Zulke kleine
ribbetjes, haren van schrik
rechtop, pluis met oorflapjes tussen
twee knopen van mijn jek tot aan de oogjes.
2
Hamsterwol moesten ze, nesten
bouwen om zich warm te houden. In de
winkel woonden ze samen, goed gewend,
geen bezwaar, zei de man met de handen vol littekens. Maar
in mijn kooi met radje, trap, verdieping,
ingebouwd voerbakje, drinkfles, kozen ze prompt
elk een kant, bouwden ieder een wollen
fort in een hoek met wallen van turfmolm erlangs,
wand tot wand. Sliepen onder de grond, ze zouden van hun
leven geen stom woord meer met elkaar spreken.
3
‘Die, die je altijd ziet, dat is Sjakie. Wildkleur:
die worden ouder, heb je langer.’ Liet
zich vangen, aaien, keek naar me omhoog
vanonder bibberig dons, hee ga je met me
spelen? Zo licht, geen half ons,
twintig doorschijnende tenen. Voorzichtig begon hij
appel in zijn wangzakken mee te nemen.
4
Tomas zag je bij vlagen. Hij vloog
haastig zijn wol uit, schoot er
vlug weer in terug. Altijd de baas in het radje,
baas bij de drinkfles, altijd de sterkste; knapste
bouwer ook, hij met zijn burcht die elke dag meer
plaats innam, steeds dichter bij
Sjakies slordige fort kwam. Op het laatst durfde hij:
haastig in zijn wangen Sjakies hele
wintervoorraad naar zijn eigen nest.
5
Sjakie antwoordde briljant –
hamsterwol mee naar de voerbak, hij bouwde een soort
nest om het voer, ging erin liggen slapen. ‘Hij heeft,’
zei mijn vader verbaasd, ‘echt verstand,’
6
Bloed aan het radje, bloed aan de tralies waarin
zomaar Sjakie hing. ‘Nul komma drie milliliter
bloedverlies is dodelijk,’ las ik in Het
Hamsterboek, ‘dat is éénderde
vingerhoed. Leg een servet
of zakdoek op de wond, duw goed; het is zaak
het bloeden te stelpen. Trek handschoenen aan want een hamster
bijt altijd raak.’ Niemand wilde me helpen.
7
Tomas kreeg een nieuw huis. Hij rende er rond,
‘Sjakie?’ Geen Sjakie. Toen groef hij zich in tot de bodem,
door het glas zag je hem aldoor bezig eten diep in
het donker te stoppen, er meer en meer bij te leggen.
Hij moet weg van mijn vader. Ik heb immers Sjakie, die mooier,
tammer is, kunstjes kan leren. Ik wilde niet zeggen
hoe ik had gehoopt dat juist Tomas, Tomas alleen
op mijn hand zou kalmeren, zich laten
aaien, hamstertaal met me zou praten,
zacht aan mijn nagels zou knagen, stof van mijn mouw
in zijn gevlekte wangen nemen zou.
Eva Gerlach. Uit: Hee meneer Eland. Querido 1999.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Dood
Ik ben, jij bent, wij zijn.
Plotseling ben jij weg.
Hoe weg is weg?

Aan de kapstok hangt je jas.
Je das steekt in de mouw,
een vleugje jou.

Op plaatjes aan de muur
en in mijn hoofd zie ik je staan.
Je kijkt me aan.

Ik zwaai en draai
me om, weet niet
of je dat ziet.

Jij bent
ik ben.
Wij zijn.
Diet Groothuis. Geschreven voor de herdenkingsdienst voor overledenen Nicolaikerk Utrecht, 1-11-2009.
Vandaag en morgen denken mensen aan gestorven vrienden en familieleden. Dat heet Allerheiligen/Allerzielen. In Mexico maken ze de graven schoon, zetten bloemen en lichtjes neer en zingen liedjes. In Nederland doen veel mensen het met een kaars en bloemen in huis of kerk.
Wist je trouwens dat Allerheiligen al sinds de negende eeuw – dus meer dan DUIZEND  jaar – een christelijke feestdag is waarop de rooms-katholieke kerk heiligen herdenkt? En op Allerzielen op 2 november alle andere gestorven mensen?
Allerheiligenavond, de avond van 31 oktober, heet in het Engels Halloween. Halloween komt dus van Allerheiligen.

Knolletjes sokken
Gek dat mensen
sokken gevangen houden
in het donker van hun kasten.
Tot pijnlijk strakke knolletjes gedraaid
in een achterwaartse salto
flik-flak met dubbele knopen
alsof iedereen bang is
dat ze weg willen lopen.
Maar sokken
hoef je niet te mishandelen,
want zonder voeten
houden ze niet van wandelen.
Jaap Robben. Uit: Zullen we een bos beginnen? De Geus, 2008

Heb je de Vleeswijzer al ? Gisteren op het jeugdjournaal kon je hem zien. Er staat op welke dieren wel en niet een goed leven hebben gehad en ook welk vlees en welke vleesvervangers niet slecht zijn voor het milieu. Als je het gemist hebt: op www.vleeswijzer.nl staat alle informatie!
Als je dit gedicht hebt gelezen, ga je er vast op letten!
Flat of living dead
We zaten in de auto, wachtend op groen
toen naast ons een flatgebouw stopte.

Ik geloofde mijn ogen
maar zag niet meteen wat ik zag.

Tien breed, acht hoog, 80 laden
kip. Niet opeengepakt, welnee

er konden vingers tussen.
Laden te laag om in te staan.
Ze keken me niet aan, hun ogen

achter vliesjes, soms langzaam
opengaand: het ooglid van een zieke
vóór hij zijn slaap in daalt.

De wind tastte door de tralies, plukte
aan veertjes, geen kip keek nog op.
Groen. Het duurde lang voor ik
mijn hoofd weer naar voren toe kon doen.
Akelig hè? Je kunt er zelf iets aan doen! Bestel die Vleeswijzer. Download ook de Supermarktmonitor en stuur een bericht aan jullie supermarkt dat ze meer en betaalbaar biologisch vlees gaan verkopen. Want kippen moeten lekker buiten kunnen scharrelen.
Kees Spiering. Uit: Kwam dat zien! Kwam dat zien! Querido, 2008.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Ik bak een taart
en eet hem op
en zet een stukje op jouw kop.
Rara, wat is dat? schrijft Jongetje van Acht.
Een GEDICHT natuurlijk. Jongetje van Achts eerste gedicht. Hij snapt het!
Mochten je ouders of de meester binnenkort naar een boekwinkel of webshop gaan laat ze dan naar Leendert Witvliet kijken. Ik kan je niet laten lezen hoe leuk zijn gedichten zijn want op mijn verzoek zijn gedichten te mogen gebruiken schrijft hij: “Ik wens u veel succes toe met uw blog, maar helaas, ik zal niet mee doen. Ik ben nog steeds van mening dat gedichten op papier moeten. Ik hoop dat u begrip kunt opbrengen voor mijn standpunt. Met vriendelijke groet, Leendert Witvliet”
Dat snap ik. Op papier zijn gedichten leuker dan op de computer. Je kunt ze vastpakken, onder een boom lezen of ruiken. 
Maar kinderen die geen boeken lezen moeten ook gedichten kunnen vinden, dus daarom toch dit blog. Misschien vindt Leendert  Witvliet het niet erg als ik één regeltje laat zien van een lekker griezelig gedicht. Het heet De heksen komen eraan en  staat in de bundel: Over het water en onder de maan: “ze binden je vast en nemen je mee”.  Lekker eng!
Over het water en onder de maan. Querido, 2003


Er vliegt een draak langs het raam
altijd als ik kwaad of bedroefd lig te huilen
op mijn bed. Vlammen slaan uit zijn
verschrikkelijke muil vol zwarte tanden,
er komt een rook achter hem aan

en ik doe het raam open.
O Draak zeg ik kom bij mij er is geen gevaar.
Hij komt mijn kamer in gekropen met zijn
vreselijke klauwen ieder zo groot als een hand

en wij omhelzen elkaar en dansen de dans
die Draken dansen in tijden van oorlog en hij
schiet ervandoor, een brand in de nacht en ik kijk
hem na, misschien dat ik weer naar beneden ga.
Eva Gerlach. Uit: Hee meneer Eland, tekeningen Charlotte Vonk. Querido 1999.

Ik wil niet meer, ik wil niet meer.
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer…
nee, nooit meer in m’n leven!
Ik hou m’n handen op m’n rug
en ik zeg lekker niks terug!

Ik lust geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
‘k Wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas
en dan m’n tong uitsteken
en morsen op m’n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: Nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil

en als ze kwaad zijn zeg ik: Bil!
Annie M. G. Schmidt. Uit: Ziezo. Querido 2004.zuei

Klim over het hek.
Glijd op je kont over
het natte gras.
Ruik naar aarde,
rottende blaren,
de vingers van het bos.

Groet onderweg
wat opschrikt
en in holen zit.
Gil vander Heyden. Uit: Kwam dat zien! Kwam dat zien! Querido, 2008
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Papa en ik zongen
in een groen, groen knollenland
toe we jou
– heel parmant – zagen zitten
langs de kant van de weg.
Hoorden je lange oren niets?
En wat zagen je ogen?
Speelde je soms haasje-over
met de banden van onze wagen?
Na de klap
waren wij stil.
Ik keek naar papa.
Die leek ineens
op een verdrietige jager.
Linda Vogelesang. Uit: Fluit zoals je bent. Samenstelling: Edward van de Vendel. Tekeningen Carll Cneut. De Eenhoorn, 2009.