Tag Archief van: eva gerlach

Alles
Op een dag bestond ik. Zat in de boom, het was warm
en er landde een mug op mijn hand, ik liet mijn bril zakken
om hem beter te zien. Ogen met sprieten, waarvoor?

Stekeltjes. Klauwen. Haar overal. Uit zijn mond hing
een boor. Hij probeerde me leeg te zuigen,
kriebelde vreselijk. Ik

wachtte kalm op het eind. Volhouden jongen. Je bent
een held of niks, dat duurt zolang je leeft.
Er kwam geen vogel die hem kon gebruiken.

Toen in één keer, omdat hij daar zat met zijn mond
in mijn vel, wist ik dat ik bestond. Ineens leek de zon veel groter,
dichtbijer, lichter dan eerst en de boom was nog nooit

zo vol takken geweest en ik kon
elk blad apart horen waaien en alles bestond.

Weet niet waarom ik zo blij werd van er gewoon
te zijn net als alles, ik moest keihard lachen, ik viel
zowat uit die boom (dag mug) en mijn moeder riep door het raam

Is er iets schat? En ik
zei zonder geluid Ja ma.
Het is feest vandaag. Ik besta.
Eva Gerlach. Uit: Altijd wat te vieren. Gedichten om gelukkig van te worden.  Diverse dichters. Illustraties Carll Cneut. Querido, 2021.
Hoera, alweer een nieuwe dichtbundel, opnieuw van Querido, dit keer rond het thema vieren. Negenveertig gedichten van eenentwintig dichters, ouder en jonger, bekend of iets minder, met zowaar een prachtig nieuw gedicht van Eva Gerlach. Het is jaren geleden dat die een bundel met jeugdpoëzie uitbracht, hopelijk is dit gedicht het begin van een nieuwe, compleet eigen bundel van deze eigenzinnige, originele dichter met haar heel eigen stem. De gekozen gedichten verhalen van vreugde en melancholie, zijn licht van toon, soms haast versachtig, en het merendeel kennen we uit eerdere bundels. Maar er zijn ook wat minder bekende teksten bij. De dieren van Carll Cneut ogen vertrouwd en vreemd, helder en stevig en heel passend bij het thema.
Leeftijd 6+

Hetzelfde
Ik rende met mijn oma door de mist
waar zon in prikte. ‘Hee oma,’ vroeg ik,
‘als ik dus constant verander en dat gaat door
tot ik sterf wie ben ik dan, wat kan je

mij noemen.’ ‘Ja,’ zei ze, ‘we gaan
snel voorbij maar iets binnenin blijft hetzelfde.’

‘Wat,’ vroeg ik, ze nam een slok sportdrank. ‘Luister kind,’ zei
ze rennend als de beste naast me, ‘de
holte in de wervelstorm dat ben
jij.’
Eva Gerlach. Uit: Oog in oog in oog in oog. Illustraties Sieb Posthuma. Querido, 2001.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

‘Vlieg op,’zei ik tegen Merel,

meteen zat ze tegen het plafond
net als laatst op de Dam toen ik ‘Smak niet’ zei (Smakt ze? Dat wil je
niet weten. Tot in Artis kon iedereen
horen dat ze popcorn liep te eten).
‘Prop,’ zeg ik alleen, zij van ‘Schop hebben? Knal voor je kop?’
“Vlieg op,’ zeg ik en daar ging ze
over de tram met de wind mee, ik durfde niks meer
te roepen, fietste weg. Niemand kon zeggen
als ze ’s avonds niet aan tafel zat
dat het iets met mij te maken had.
Eva Gerlach. Uit: Oog in oog in oog in oog. Illustraties Sieb Posthuma. Querido, 2001.

Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Opa’s gaan niet lang mee. Ik had er een met wie ik samen alles kon. Meteen
toen ik hem zag, werden wij vrienden voor altijd.
Nu is hij dun geworden. Je kijkt zomaar door hem heen.
Ik zie hem niet zo vaak meer. Maar we zijn elkaar nooit kwijt.
Toen Fu dit over mijn schouder heen las, was hij
jaloers. Toch had ik hem van mijn opa gekregen.
Een klein groen draakje, van plastic zou je zeggen,
in een plastic ei dat je kon openschroeven. Ik kreeg
hem toen alles al gebeurd was en mijn opa op het punt stond
te verdwijnen, al wist ik dat nog niet.
….
Fu ik weet niet of ik weten wil wat je
me aldoor vertellen wil aldoor vertellen wil
over mijn opa de Onvergelijkelijke Held
het is waar maar ik was er zelf bij en je hebt het me hebt het
me al zo gruwelijke grondeloos vaak verteld.

Als ik over mijn opa schrijf, gaat het vanzelf rijmen.
mijn opa was iemand met lachrimpels hier die bewogen
als hij lachte kwam er een soort vleugeltjes naast zijn ogen
en op een nacht is hij zo naar de maan gevlogen
‘Wanneer het u ontbreekt aan tijd of zin, heer,’ zei Fu, ‘wil ik mij
er ook wel aan wagen. Wij Draken hebben vanouds gevoel voor
Heldhaftigheid.’
 Hoe dat worden zou:
MIJN HEER DE HELD (door FU)
daar moest ik niet aan denken.
                Dus begon ik maar.
Laat het maar aan Eva Gerlach over om met ongelooflijke precisie, distantie en dansende taal grappig en liefdevol over ingewikkelde zaken als mateloze bewondering voor je aftakelende opa, verlies en verdriet te schrijven/dichten.
Eva Gerlach treedt weinig voor het voetlicht, maar o wat schrijft ze geweldig. Iedereen die van huppelende mijnenveldtaal, poëzie, opa’s, draken en sportvissen houd: lezen dit boek!
Eva Gerlach. Uit: Het punt met mij is dat ik alles kan. Tekeningen Charlotte Vonk. Querido, 2008.

Het stomme was dat hij niets zei,
stond midden op het pad, keek bangig naar mij.
Ik riep: ‘Dag meneertje, heb jij
je kleren daar achter de struiken wel opgevouwen?
Kijk maar uit, je wordt nog verkouwen.’
Hij stapte opzij, in de verte hoorde je banden
knerpen over de weg van de andere kant.
‘Ha,’ zei Daan, ‘witte billen hè, zag je
hem gaan? Als een scheet door de brandnetels met dat piepkleine
piemeltje onder zijn hand!’
Eva Gerlach. Uit: Hee meneer Eland. Tekeningen Charlotte Vonk. Querido, 1999.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.

Sommige boeken zijn zo raar dat je er nauwelijks over kunt schrijven.  Ik probeer het toch met prenten-verhalenboek Verhalen uit een verre voorstad van Shaun Tan. Tan (Australië) tekent goed en vreemd en zijn boeken gaan de hele wereld over. Zelf schrijft hij daarover op zijn website: They are best described as ‘picture books for older readers’ rather than young children, as they deal with relatively complex visual styles and themes, including colonial imperialism, social apathy, the nature of memory and depression.

Dat klopt. Toch zullen sommige kinderen de verhalen leuk vinden. Neem Onderstroom waar op een dag een groot zeedier op het grasveld in de voortuin van het huis op nummer zeventien verschijnt. “‘Het is een doejong,’ zei een jongetje. ‘De doejong is een zeldzaam en bedreigd plantenetend zoogdier uit de Indische Oceaan, van de orde Sirenia, familie Dugongidae, geslacht Dugon, soort D. dugon.'”
Of Verre Regen: “Heb je je ooit afgevraagd wat er gebeurt met al die gedichten die mensen schrijven? … bang dat je diepgevoelde uiting oppervlakkig, klunzig, maf, pretentieus, suikerzoet, onorigineel, sentimenteel, nietszeggend, gekunsteld, saai, duister, nutteloos, stom of gewoon beschamend gevonden wordt.”
Bovenstaande tekst ziet er in het boek heel anders uit: voor elk woord een ander lettertype, ogenschijnlijk handgeschreven of getekend op losse snippertjes papier. De gedichtensnippers worden “verbrand, verscheurd, doorgespoeld (tekening wc), andere worden verstopt achter een losse baksteen of regenpijp (tekening regenpijp) of weggeborgen achter in een oude wekker” (tekening ouderwetse wekker)… gedoemd terecht te komen in de enorme onzichtbare afvalrivier die uit de voorsteden stroomt. Nou ja bijna altijd”
En wat zijn Stokwezens? Waarom staat er een kruisraket in ieders achtertuin? Hoe maak je je eigen huisdier? 
Shaun Tan. Uit: Verhalen uit een verre voorstad. Vertaling Eva Gerlach. Querido, 2009

Jongetje van Achts hamster is ziek. Jongetje van Acht is verdrietig.

Hamsters
1
Toen ik ze had, elk zes vijftig, Sjakie de bruine,
Tomas de gevlekte, droeg ik ze tegen
mijn trui mee naar huis. Zulke kleine
ribbetjes, haren van schrik
rechtop, pluis met oorflapjes tussen
twee knopen van mijn jek tot aan de oogjes.
2
Hamsterwol moesten ze, nesten
bouwen om zich warm te houden. In de
winkel woonden ze samen, goed gewend,
geen bezwaar, zei de man met de handen vol littekens. Maar
in mijn kooi met radje, trap, verdieping,
ingebouwd voerbakje, drinkfles, kozen ze prompt
elk een kant, bouwden ieder een wollen
fort in een hoek met wallen van turfmolm erlangs,
wand tot wand. Sliepen onder de grond, ze zouden van hun
leven geen stom woord meer met elkaar spreken.
3
‘Die, die je altijd ziet, dat is Sjakie. Wildkleur:
die worden ouder, heb je langer.’ Liet
zich vangen, aaien, keek naar me omhoog
vanonder bibberig dons, hee ga je met me
spelen? Zo licht, geen half ons,
twintig doorschijnende tenen. Voorzichtig begon hij
appel in zijn wangzakken mee te nemen.
4
Tomas zag je bij vlagen. Hij vloog
haastig zijn wol uit, schoot er
vlug weer in terug. Altijd de baas in het radje,
baas bij de drinkfles, altijd de sterkste; knapste
bouwer ook, hij met zijn burcht die elke dag meer
plaats innam, steeds dichter bij
Sjakies slordige fort kwam. Op het laatst durfde hij:
haastig in zijn wangen Sjakies hele
wintervoorraad naar zijn eigen nest.
5
Sjakie antwoordde briljant –
hamsterwol mee naar de voerbak, hij bouwde een soort
nest om het voer, ging erin liggen slapen. ‘Hij heeft,’
zei mijn vader verbaasd, ‘echt verstand,’
6
Bloed aan het radje, bloed aan de tralies waarin
zomaar Sjakie hing. ‘Nul komma drie milliliter
bloedverlies is dodelijk,’ las ik in Het
Hamsterboek, ‘dat is éénderde
vingerhoed. Leg een servet
of zakdoek op de wond, duw goed; het is zaak
het bloeden te stelpen. Trek handschoenen aan want een hamster
bijt altijd raak.’ Niemand wilde me helpen.
7
Tomas kreeg een nieuw huis. Hij rende er rond,
‘Sjakie?’ Geen Sjakie. Toen groef hij zich in tot de bodem,
door het glas zag je hem aldoor bezig eten diep in
het donker te stoppen, er meer en meer bij te leggen.
Hij moet weg van mijn vader. Ik heb immers Sjakie, die mooier,
tammer is, kunstjes kan leren. Ik wilde niet zeggen
hoe ik had gehoopt dat juist Tomas, Tomas alleen
op mijn hand zou kalmeren, zich laten
aaien, hamstertaal met me zou praten,
zacht aan mijn nagels zou knagen, stof van mijn mouw
in zijn gevlekte wangen nemen zou.
Eva Gerlach. Uit: Hee meneer Eland. Querido 1999.
Dit gedicht is geplaatst met toestemming vooraf van uitgeverij Querido.


Er vliegt een draak langs het raam
altijd als ik kwaad of bedroefd lig te huilen
op mijn bed. Vlammen slaan uit zijn
verschrikkelijke muil vol zwarte tanden,
er komt een rook achter hem aan

en ik doe het raam open.
O Draak zeg ik kom bij mij er is geen gevaar.
Hij komt mijn kamer in gekropen met zijn
vreselijke klauwen ieder zo groot als een hand

en wij omhelzen elkaar en dansen de dans
die Draken dansen in tijden van oorlog en hij
schiet ervandoor, een brand in de nacht en ik kijk
hem na, misschien dat ik weer naar beneden ga.
Eva Gerlach. Uit: Hee meneer Eland, tekeningen Charlotte Vonk. Querido 1999.